Ten zuiden van Lissabon, van porto Covo tot Cabo de São Vicente, ligt een uitgestrekt natuurgebied zonder toeristische poespas. Hier wacht de Rota Vicentina, een netwerk van wandelpaden langs een van de best bewaarde kustlijnen van Zuid-Europa. Wandel mee naar Kaap São Vicente, het uiterste zuidpuntje van Europa.
Een blauwe streep aan de horizon, onderbroken door het wit van de huizen van Porto Covo. De taxichauffeur kijkt of hij de zee er zelf heeft neergelegd. ‘The sea!’ zegt hij trots, ‘you see?’ Een smal pad daalt af naar het strand. De golven zijn helder blauwgroen, het zeewier dieprood, het schuim spierwit. Er liggen grijze gestapelde rotsten, er krijsen meeuwen, de eerste treden op de Fisherman’s Trail - dat samen met de Historical Way de Rota Vicentina vormt - zijn overweldigend mooi.
Kilometerslang zullen we over het haast uitgestorven strand lopen of op een klif erboven, van noord naar zuid tot aan Odeceixe. We zullen de zee horen ruisen en het pad volgen dat door vissers werd uitgesleten, op weg naar hun hengelspots.
Op een onbereikbare rotspunt in de verte zien we ze al, een van hen heeft Poeye-achtige contouren. Het blijkt een bioloog te zijn met spierballen, een mond vol hagelwitte tanden en wimpers waar Patty Brard niet tegenop kan. Vandaag heeft hij alleen rockfish gevangen, een grapje waar Popeye zelf verlegen om lacht: drie keer de haak in de rotsen.
Charão heet de felgekleurde vetplant die de duinen overwoekert. Hij groeit als onkruid, vormt een tapijt van geel en felroze langs het zandpad, dat soms gevaarlijk dicht langs de rand van de klif loopt. ‘Verleggen van de route is geen optie’, vertelt Marta, die nauw betrokken was bij de ontwikkeling van de Rota Vicentina. ‘De hele kuststrook is nationaal park en daar mag je geen nieuwe paden aanleggen. Daarom zijn de paaltjes kleiner en minder opvallend dan langs de Historical Way, om te voorkomen dat je dromend van een klif stort.’ Marta wandelt vandaag mee. Portugal heeft geen wandelcultuur. Wandelen? Dat deed je van A naar B als je geen auto had, dus arm was. Dat idee is - sinds de Rota Vicentina is aangelegd - wel verleden tijd. We komen door Milfontes, een fraai stadje aan de Rio Mira, met 4.500 inwoners in de winter, 50.000 in de zomer. Behalve toeristen vind je er ook veel bloemen en frambozen. Het water om die te besproeien komt uit grote opslagplaatsen.
Van Milfontes lopen we via Touril naar Odeceixe. We zakken af naar een baai vol messcherpe, gekantelde rotsplaten. Voor treuzelen is geen tijd. Voordat het hoog water is moeten we óp de klif zijn. Daar schijnt de zon, is het zicht ver en waait een lekker briesje uit zee. Links liggen brede, vlakke zandduinen, tegen een hekje leunt een opoefiets, in de lichtblauwe mand achterop een fietspomp, wat voer en vishaakjes. Rechts beneden bruist de zee om vlijmscherpe rotstongen. Nog ruiger dan gisteren. De wanden van de kliffen zijn geërodeerd, de toplaag een meter overhellend, niets dan lucht eronder. Vanuit de verte komt een visser ons tegemoet, een stipje dat al gauw armen en benen krijgt. Dan een geruit hemd en een meterslange hengel die als een antenne boven hem uitsteekt. We zien hoe hij via een dik touw om een rotspunt slingert en dan het pad vervolgt. Margriet kijkt me aan. Steeds dichterbij komt de man. We zeggen hem gedag. Margriet kan haast niet wachten, maar hij knippert afwijzend met zijn knalblauwe ogen. Niet doen. Geen foto. We stappen opzij, dit is zijn pad. Alleen deze week mochten wij er even bij.
De regen van vannacht dampt nog na als we op pad gaan. Via glimmende kinderkopjes lopen we Cercal uit. Waar de stenen overgaan in rode aarde liggen moestuintjes achter de propperige witte huizen. Het ruikt heerlijk, een mix van kruiden en zoetigheid. We staan stil, ruiken even aan de sinaasappelboompjes. Een vrouw met haar stokoude moeder komt naar buiten. Ze begint te plukken, voor de foto denken we, maar nee, we krijgen sinaasappels mee, tien dikke exemplaren, zwaar van het sap. Ze passen niet in de rugzak, dus we eten er allebei drie op, de rest sjouwen de we hele dag mee. Langs de kuddes geiten die voor ons uit rennen, langs olijfbomen en kurkeiken - de drie grootste bronnen van inkomsten in deze droge heuvelachtige streek. Marta had ons verteld dat 1.200 kilo olijven, zo’n drie laadbakken vol, 90 liter olijfolie geeft. Daar zijn drie man zes dagen voor aan het plukken. Van kurk word je rijker, maar het ontvellen is een kunst apart. Je hebt een vlijmscherp mes nodig, veel geduld en je moet bestand zijn tegen hoge temperaturen want het ontvellen gebeurt hartje zomer. Eens per tien jaar en pas als de eik ouder is dan vijftien. Dus deze hier, met het cijfer 3 erop, mag volgend jaar ontveld worden, en daarna weer in 2023, dan 2033. We zijn stoffig en bezweet als we ’s avonds aankomen bij Herdade de Matinho. We zijn hier bijna weer bij Porto Covo, het noordelijke punt van de route, waar de Historical Way knoopt met de Fisherman’s Trail en waar we onze ontdekkingstocht op de Rota Vicentina zijn begonnen.
Costa Vicentina is een van de laatste wildernissen langs de Europa zuidkust. De streek werd in 1995 uitgeroepen tot nationaal park om te voorkomen dat de kust zou worden volgebouwd, zoals in de Algarve is gebeurd. De Rota Vicentina, geopend in 2012, is mede aangelegd om bedrijvigheid te stimuleren in de kleine gemeenschappen in deze dunbevolkte streek.