De Wicklow Way is een klassieker. Ierlands oudste bewegwijzerde wandelpad slingert vanaf Dublin zuidwaarts door de Dublin Mountains en de Wicklow Mountains. 'A pathway through God’s garden' wordt-ie genoemd. Dat klinkt mooi, maar klassiekers blijven klassiekers. Zijn die paadjes nog wel de mooiste? Of misschien toe aan een zwabbertje? Aan de andere kant, hoe meer stof, zand en gras, hoe beter. De Wicklow Way onder de loep.
We staan met onze bergschoenen in het malse Ierse gras. Beneden ons kabbelt de Glencree River, tussen gladde ronde stenen en sprookjesachtig groene bomen. In de verte steekt de Djouce boven het gras uit, een logge heuvel die we later deze week zullen 'beklimmen'. Misschien heeft Gary gelijk en liggen de mooiste kilometers van de Wicklow Way híer, langs zijn Knockree Hostel. We hebben er vannacht geslapen en ik mocht in de Koninginnekamer. Door de kamerbrede glazen wand had ik uitzicht op Maulin, Tonduff South en Tonduff North - bergen van zo'n 600 meter hoog - en zou ik herten door de bossen zien springen. Tenminste, als niet die deken van mist de volgende ochtend voor het koninklijke raam zou hangen. Geen uitzicht. Maar Gary stelt ons gerust. 'Met die uitzichten komt het op de Wicklow Way wel goed.'
Gary krijgt gelijk. We worden overladen met uitzichten. Meteen gisteren al, op de eerste etappe, die vanaf de start in Marley Park de winderige top van de Kilmashogue op voerde. Uitzicht over Dublin, de Dublin Mountains en de zee. Mooi was dat. Erna volgde een zandpad, op en neer golvend onder diepblauwe wolken. De kleuren van het land waren bruin, paars, goud, groen. Veen, hei, zand, varens. Vlak voor Knockree Hill wandelden we de Wicklow Mountains in. Nog meer uitzichten, meer van hetzelfde aan moois: logge heuvels die zich om ons heen stroperig uitstrekten, soms bekleed met akkers, lappendekens met wat huizen en heel veel schapen. Dat die uitzichten samenhangen met het ijverige werk van het Ierse Staatsbosbeheer weten we dan nog niet. Gary legde ons de huisregels uit. Een uurtje later blijkt toch Jonathans biertje uit de koelkast gepikt. Sticker met z'n naam vergeten.
De meeste wandelaars vinden de derde etappe van de Wicklow Way de mooiste, vanwege Glendalough monastery. Maar Gary niet. Veel mooier - ofwel 'extremely beautiful' - is het van zijn hostel naar Roundwoud. Dan passeer je ook Malone's lievelingsplek. Malone is de ontwerper van de route, die inmiddels zo'n dertig jaar geleden bewegwijzerd werd. Een bruggetje over en we stijgen over een steil pad door Crone Forest, het domein van herten, vossen, dassen en eekhoorns. Verderop zien we hoe Powerscourt Waterfall, Ierlands hoogste waterval, vanaf honderdtwintig meter de diepte in duikt. Maar het allermooist zijn de uren die komen, naar Malone's lievelingspub. Pub? We wandelen de bonkige Djouce op en weer af, en dan strekt een kilometerslang pad van oude spoorbielzen zich uit. Om ons heen leegte, alleen maar de wind die om ons hoofd blaast en het wandelen extra spannend maakt. De 'boardwalk' komt uit bij een herdenkingssteen, Malone's lievelingsplek is geen pub maar een gitzwart spiegelend meer in de diepte: Lough Tay, op de bodem van een groene vallei. Paarse wolken jagen over de kaalgekapte bergen aan de overkant. Ze liggen erbij alsof het vel eraf is gestroopt.
De B&B van Shaun en Theresa in Roundwood is bedekt met tapijten, kleedjes, gordijnen, schilderijtjes en overal gezellige mensen. Theresa kookt, Shaun wandelt én praat graag. Ook over de natuur. Een liefhebber is hij, en toch heeft hij begrip voor alle kaalkap in de natuur. 'Want', zegt hij, 'die natuur hier is eigendom is van Coillte, Staatsbosbeheer. Die heeft het land zo'n vijfenvijftig jaar geleden van de staat gekocht. Toen onrendabel land, maar nu brengt het geld op door de verkoop van bomen. Vandaar dat die paden breed zijn, want er moeten zaaginstallaties en vrachtwagens over kunnen. Waren die paden er niet, dan bestond de Wicklow Way niet. In Ierland is alle grond privébezit, zoiets als het Right of Way bestaat hier niet.' Dat maakt veel duidelijk. En Shaun vervolgt: 'Ik waarschuw de boeren in de omgeving: ik heb wandelaars door je velden gestuurd in plaats van over het asfalt. Schiet ze niet af!'
Later die ochtend komen we John tegen, vrijwilliger op de Wicklow Way. Hij is in de weer met palen en hekken, kent alle bergen bij naam. Dus John vertellen dat er meer stof, zand en gras moet komen, meer avontuur, dat doe je niet. Want avontuur ís er, vindt John. 'Drie hutten! Voor wie middenin de natuur wil overnachten. 'Net zo veel als pubs op de route, wat wil je nog meer'. Bij een van die hutten zit een jong stel uit Nederland, op een grasveldje tussen hoge dennen op Mullacor Mountain. Ze zijn verliefd, ook een beetje op de Wicklow Way en de fraaie Glendalough vallei. In die vallei ligt het 7e eeuwse Glendalough klooster, op de plek waar twee rivieren samenstromen en steile hellingen de geluiden dempen. De heilige Kevin leefde hier, als een kluizenaar in een grot, wat de fraaie plek al meer dan duizend jaar tot een pelgrimsoord maakt.
Tussen het klooster en Glenmalure, ons doel vandaag, liggen 'endless roads to nowhere', zoals Jonathan de grindpaden inmiddels noemt. Mooi is het wel als we op het winderige zadel tussen twee bergen staan en zien hoe de zon als zoeklicht over de bollingen schuift. Van groen velours tot heiig paars zijn ze. Ze vormen de achtertuin van de Glenmalure Lodge, een robuust natuurstenen exemplaar, met een open haard en spreukentegels. 's Avonds is er muziek. Een band van zes niet zo gezond ogende mannen speelt 'Speaking words of wisdom', 'Imagine all the people' en andere verzoeknummers. Wat een melige muziek, klaagt onze buurvrouw aan de bar. Ze komt uit Nederland en heeft blijkbaar niet alle tegelwijsheden gelezen (Be nice or go away!). Toch wordt het reuzegezellig in bar 1 op de route.
Bar 2 en 3 liggen respectievelijk één en anderhalve dag wandelen verderop. De rauwe Wicklow Mountains zijn inmiddels verleden tijd. We wandelen door boerenland, de akkers gescheiden door hagen of overwoekerde muurtjes. We passeren wat schuren, verderop een boerderij. Kyle Farmhouse, de B&B van de sympathieke Margaret en haar man. Hij doet de Wicklow Way fluitend in drie dagen. ('Ik kan niet te lang weg van de koeien'). Achter de boerderij voeren fraaie landweggetjes over lichtglooiend land. We wandelen in de zon en verdwalen tussen hoge varens waarin we bijna kopje onder gaan.
Maar het einde komt in zicht. We zien het aan de stram lopende wandelaars die ons vanuit Clonegal tegemoet komen. Uit 63% asfalt bestaat de slotetappe, en Margareth smokkelt ons een eindje op weg (met de auto). Daarna gaat het heuvelaf naar The Dying Cow in Stranakelly. 'A wonderful pub', had John al verklapt. Piepklein, donkerbruin, portretten van rugbymannen aan de muur. Je mag er picknicken en ook je voeten met stinksokken op de bank leggen, dat vindt niemand hier erg. Op de stokoude barvrouw na is er ook niemand.