Claire Leenen maakt van oktober tot en met maart een avontuurlijke wandeltocht in Chili en Argentinië. Ze volgt hierbij grotendeels de Greater Patagonian Trail (GPT). Anders dan de naam ‘trail’ doet vermoeden, is dit geen aansluitend wandelpad, maar een netwerk van 4.000 kilometer aan wandelpaden, crosscountry, onverharde- en verharde wegen en zelfs packraftroutes over meren en door fjorden. Tijdens het wandelen blogt ze voor Op Pad over haar belevenissen op een smartphone. Dit is de derde update van haar reis.
Na de geweldige tocht door Cerro Castillo, waar ik mijn vorige update mee eindigde, maak ik in provinciestad Coihaique plannen voor het vervolg van mijn route.
Door de koude en lange winter is het water in de rivieren extreem hoog en bergpassen die normaal gesproken sneeuwvrij zijn, zijn nog steeds onbegaanbaar. Ik besluit daarom terug naar het warmere noorden te reizen. Op z'n Amerikaans ben ik aan het flip-floppen; in plaats van een route aaneengesloten van bijvoorbeeld zuid naar noord te lopen, reis ik naar de begaanbare delen. Via de Villaricca-traverse loop ik richting Pucón. Dit is een meerdaagse tocht langs verschillende vulkanen, die de Greater Patagonian Trail kruist. Ook hier ligt voor de tijd van het jaar nog veel sneeuw: terwijl het overdag dik 25 °C is, wandel ik door een winters landschap.
De sneeuw is ijzig genoeg om er op mijn wandelschoenen overheen te kunnen lopen. Mijn lichtgewicht thru-hike-materiaal is ongeschikt voor winterkamperen, maar door slim plannen en doordat ik grote afstanden loop, kan ik op lagere sneeuwvrije plekken kamperen. Het is een ongelooflijk mooie, maar ook een zware tocht.
In Pucón verruil ik mijn warme winterkleding en Gore-Tex schoenen voor lichter en luchtiger zomermateriaal. Vanaf hier wordt het landschap droger en warmer, vandaar.
Ik verlaat de stad in slecht weer; bijna een week lang loop ik in de regen en wolken. Gelukkig kan ik 's avonds mijn kleding, schoenen en materiaal drogen bij een kampvuur of onder een afdak van één van de vele puesto's (herdershutten). Lopen in de regen en wolken is niet bijzonder leuk of mooi en ik ben maar wat blij als het opklaart.
Het landschap verandert hier snel, de ene kant van een berg is stenig en droog, de andere kant is groen en drassig. Rondom vulkanen loop ik over oude lavastromen en door gruizige zand.
Zo af en toe zijn er termas, warm water dat uit de aarde opborrelt. Ik doorkruis zelfs een hete rivier, dit ter afwisseling op ijskoud gletsjerwater!
Op een gemiddelde dag steek ik een ontelbaar aantal rivieren door, krabbel door vulkanisch zand, worstel mijn weg door een met bamboe overgroeid pad en loop langs verlaten puesto's. Meestal zijn er de paden van arrieros, herders, om te volgen, maar regelmatig zijn er ook stukken cross-country. Hoe dan ook de Greater Patagonian Trail is geen platgelopen pad met markering.
Er is weinig informatie over de staat van de trail beschikbaar, dus ik loop iedere etappe 'op goed geluk'.
Ik heb allang niet meer de verwachting dat ik de route van A tot Z zal lopen en ook hier in het warmere en drogere noorden moet ik paar keer omkeren, omdat een rivierdoorsteek te gevaarlijk blijkt. Ik heb daarom altijd wat extra eten bij mij en áls ik een afgelegen weg bereik, rijdt er vást een bus, vaak 's ochtends vroeg. En als er geen bus rijdt, zijn er de vriendelijke voorbijgangers die altijd bereid zijn om mij een lift te geven. Fijn!
Na Oud en Nieuw hebben de Chilenen vakantie. Onderweg ontmoet ik de eerste Chileense kampeerders. Mannen met een immens outdoor acampamento die mij direct op vers gevangen zalmforel trakteren. Engels wordt hier weinig gesproken, maar met handen, voeten, een digitaal woordenboek, een handvol Spaans en een boel humor lukt het om een gesprek te voeren.
De route loopt dicht langs de Argentijnse grens en die moet natuurlijk bewaakt worden. Op de meest afgelegen uithoeken zijn posten van de Carabineros de Chile. De Carabineros bivakkeren hier graag een paar weken, want het is hier rustig en het betaald goed. Ze vullen hun tijd met paardrijden, vissen, jagen op konijn en haas en het noteren van de gegevens van voorbijgangers. Keer op keer onthalen de mannen mij hartelijk, bieden koffie, water en eten aan en mag ik pas vertrekken na een fotosessie.
Nadat ik eerder uitgestorven puesto's trof, zijn er nu arrieros met kuddes koeien en geiten in de bergen te vinden zijn. Het zijn vriendelijke, maar zwijgzame types die veel over 'hun' gebied weten. Alles volgens de regel: één uur te paard is twee uur te voet.
Hoe noordelijker ik kom, hoe kaler het landschap is. Inmiddels is het overdag zo warm dat ik 's middags siësta hou; in de schaduw wacht ik tot de meest hete uren van de dag voorbij zijn.
Met een tempo van 25 á 35 kilometer per wandeldag trek ik langzaam richting hoofdstad Santiago de Chile. Meer daarover in de volgende update.