Diep verscholen in de uitgestrekte ruggengraat van de Roemeense Karpaten, gedrapeerd over ruige bergtoppen en diepe valleien, liggen enkele van Europa's meest intrigerende en ongerepte bossen. Hier floreert groot wild als wolf, lynx, edelhert en beer als nergens anders. Ook de Europese bizon heeft er een comeback gemaakt. Op Pad ging samen met het WWF op zoek naar het grootste landzoogdier van Europa.
“Ping Pinggg!” Een appje:
“Je wordt van de luchthaven opgehaald door Danu, een van onze lokale rangers. Hij spreekt geen Engels, wél bizon. Tot over 2 uur. Ciao, Oana”
Bizon, wisent, Europese bizon. Hoe zat het ook alweer? Zelf zie ik bij bizons altijd het beeld van gigantische kuddes voor me die tussen stofwolken door over eindeloze graslanden achterna worden gezeten door Kevin Costner en zijn inheems Amerikaanse vrienden Ten Bears en Wind in His Hair in de filmklassieker Dances with Wolves.
Hoewel het in Roemenië stikt van de wolven en beren houdt de vergelijking hier op. Het is niet alleen een ander soort (Bison bison en Bison Bonasus), maar de Europese bizon of wisent zoekt liever de beschutting op van diepe bossen en leeft in kleinere kuddes. Nou, vooruit. Nog één overeenkomstigheid: ze zijn allebei zo goed als uitgestorven door menselijk toedoen.
Van wervelende prehistorische grottekeningen, tot op de rand van uitsterven. De mens en wisent delen een nogal bewogen en nogal bloederig verleden van minstens 15.000 jaar. Het absolute dieptepunt in deze toxische affaire tussen mens wisent kwam aan het begin van de 20e eeuw, toen de laatste in het wild levende wisent werd gedood door stropers. Dat terwijl ze hartstikke belangrijk zijn voor het behouden van en functioneren van een gezond ecosysteem.
Terwijl ik deze trieste biologielessen in mijn hoofd afspeel, stopt er een nogal modderige 4x4 terreinwagen voor me. Het portier van de Dacia met bijpassende type ‘Duster’ zwaait open en een ronde en bonkige man stapt uit en heft zijn gespierde arm omhoog.
Zijn vriendelijke blik en t-shirt met zwartwit Panda-logo met eronder de tekst “Bison Strength” verraden hem. Dit moet Danu zijn, ranger voor WWF en mijn chauffeur voor de middag. Een soort Roemeense Freek Vonk. “Salut!"
Omdat er nogal wat valt aan te merken op mijn beheersing van de Roemeense taal duik ik terug in mijn biologieles. Want hoe werkt dat, ranger van iets zijn dat is uitgestorven?
Ik kom te weten dat dankzij intensieve samenwerkingen tussen conservatie- en fokprogramma’s de laatste vijftig nog in gevangenschap levende wisenten werden behoed voor hetzelfde lot als pechvogels dodo en Tasmaanse tijger. Met succes. Inmiddels leven er zo’n 6000 individuen in het wild, en nog een paar duizend in speciaal hiervoor ingerichte reservaten.
Maar, met een kweekvijver van slechts 50 overgebleven exemplaren als dieptepunt, hoe creëer je een genetisch gezonde kudde? Dat is een vraag die ik stel bij aankomst op de WeWilder Campus, de regionale uitvalsbasis voor bizon-onderzoek en ontvangstcentrum voor bezoekers. Gelegen in het plaatste Armenis, dat rust tegen de flanken het Tarcu-gebergte in de Zuidelijke Karpaten.
“Bizon-Tinder.” Aldus Oana, een stadse jonge vrouw van in de dertig, die mij na aankomst een 3D-geprinte mok koffie aanreikt. Ze is een van de initiatiefnemers van dit rewilding project. “We werken met allerlei landen samen om de juiste genetische match te vinden. Vrijwel iedere wisent heeft een eigen paspoort, met genetische afstammelingen, zo creëren we hopelijk gezonde kuddes voor de toekomstige generaties wisenten.” Haar ogen beginnen te fonkelen van enthousiasme. “Inmiddels leven er hier zo’n 180 individuen!”
Bovendien is de bizon slechts een kleine schakel in een groter geheel. Door het ontwikkelen van kleinschalig ecotoerisme wordt de lokale gemeenschap erbij betrokken.
“Je moet kijken naar het totale plaatje. Elke ranger, kok, chauffeur, timmerman, of melk-, kaas- en vleesproducent die dit allemaal mogelijk hebben gemaakt komen hier uit de omgeving. Zo kunnen ze hier aan een toekomst bouwen in plaats van dat ze in het buitenland gaan werken.”
Ecotoerisme als wapen tegen de teleurgang van het traditionele plattelandsleven.
De volgende ochtend rijden we met een groepje van vijf, waaronder ranger Matei en bioloog Adrian in twee grote pick-ups de bergen in. De toegangspoort in een ravijn met aan de bergflank een kilometerslange onverharde weg, die slingerend dieper en hoger de Karpaten inrijdt. Vanuit hier loopt een netwerk van nationale parken en reservaten, die grotendeels met elkaar verbonden zijn, dat een gebeid van in totaal zo’n 60.000 hectaren beslaat. (Ter vergelijking: De Hoge Veluwe telt 5400 hectaren). Vrijwel nergens in Europa is er zo’n grote bewegingsvrijheid voor grote zoogdieren.
Na een korte stop bij een waterbron met een emaillen mok ernaast komen we een uur later misselijk aan. Niet door het bronwater – water smaakte nog nooit zo zuiver – maar door het rijden over een onverhard wegdek als een poffertjespan. We parkeren bij een omheining waarvan de hekken open staan. Het voelt alsof ik beland ben in de bekende scene van Jurrasic Park waar ieder moment een uit de kooi losgebroken T-Rex zijn bloeddorstige bek door het autodakraam steekt en mijn chauffeur verzwelgt.
De omheining zorgen er ik werkelijkheid voor dat de wisenten tot rust kunnen komen en acclimatiseren na een lange reis. Het laatste individu dat hier stond is al enige tijd ins Blaue hinein. En inmiddels is een kwart geboren in het wild, ver van enig spoor van mensen. Maar ook de oudere wisenten zijn inmiddels zo verwilderd dat ze verre van tam zijn.
De ranger van vandaag: Matei. Betrokken bij het herintroductie eerste bizon. “From here on we’re completely quiet.” Fluistert hij met ernstige blik over zijn schouder, terwijl we gewapend met verrekijkers en camera’s met telelenzen als gespannen scoutingwelpen achter hopman Matei rustig het dichte loofbos in schuifelen. Afdrukken, uitwerpselen en afgekloven boombast kunnen wijzen op aanwezigheid van wild zoals hert, wolf, bizon, das of beer.
Vooral door laatstgenoemde bosbewoner sluip ik als een boer met kiespijn door het dichte beukenbos. Roemenië heeft de grootste berenpopulatie van Europa. Áls je er eentje tegen het lijf loopt op dit continent, dan moet dat wel hier zijn. Gelukkig voor ons hebben ze een hekel aan mensen en het geluid dat ze produceren.
Maar daar gaat het dus mis. Want wat doen wij? Muisstil zijn, als een groep nonnen die een zwijggelofte hebben afgelegd. Hooguit fluisteren als het moet en dode takken ontwijkend, die in deze kathedraal van bomen en bladeren echoën als donderslagen. Het brengt ons dichterbij bizon en hert, maar ook dichter bij een spontane ontmoeting met broeder beer. Matei stelt me gerust: “In de 10 jaar dat ik hier bijna dagelijks rondloop, heb ik er slechts twee of drie keer eentje gezien. We zijn compleet veilig. Daarnaast bestaat hun dieet voor meer dan 90% uit plantaardig voedsel als bessen, noten en fruit.”
Ik realiseer me dat de kans veel groter is dat ik thuis in mijn woonplaats word aangereden door een fatbike, dan dat ik hier word aangevallen door een beer. En als ik dan toch dodelijk gewond raak, dan liever hier.
Want als de adrenaline eenmaal is weggezakt is, tuur ik om me heen en besef ik in wat voor omgeving ik sta. Het geluid van snelweg, industrie en vliegtuigen schitteren in afwezigheid. In plaats daarvan klinkt een continue serenade van zangvogels, kreunende bomen in de wind. Het geroffel van een specht en het geblaf van een ree klinken in de verte.
De beukenbomen zijn reusachtig en rijken tientallen meters hoog. Ik zie roodgerande houtzwammen groeien aan dode berkenstammen. Om mij heen is de grond wit door hele velden daslook, slechts een enkele keer onderbroken door planten als amandelwolfsmelk, gele dovenetel, look-zonder-look en hondsdraf. Een diffuus zonnetje schijnt door het groene dak van bladeren, die zachter aanvoelen dan billendoekjes. De muziek van de Droomvucht speelt spontaan af in mijn hoofd en het zou me niet verbazen als ik tussen de daslook boselfjes tegen ga komen die al fluitend en zingend de manen van een eenhoorn vlechten.
Ik word wakker uit mijn dagdromen als ik tegen Matei opbots, die plots stilstaat. Ik ben weer terug in de speurtocht voor volwassenen, nog steeds met de lippen dicht op elkaar als vastgelijmd met bisonkit. Het ontpopt zich als de ideale groepsactiviteit voor introverten.
Matei wijst naar een afdruk op de grond tussen het groot hoefblad in. Op de lichtbruine modder staat een duidelijke afdruk van een hoef, ter grootte van zijn hand.
“Ongeveer een dag oud.” Sist Matei, die inmiddels 3 meter verder met een stokje in een plakkaat bizonstront port. Zo lopen we ongeveer een uur, langs een spoor van afdrukken, afgekloven berkenspillen en glanzende bruine hopen.
En dan ineens staat Matei gebukt en hevig te gebaren. Ik sluip naar hem toe om te horen wat hij te zeggen heeft: “Dáár. Aan de andere kant van het dal. Ze zijn moeilijk te zien, maar als het goed is zie je de staartjes zwaaien tussen de bladeren.”
Met het blote oog is het hooguit een vlek, dat evengoed een stuk dode boom of klomp aarde had kunnen zijn. Als ik door mijn telelens kijk blijkt het een grote harige bil te zijn van een volwassen vrouwtje. Ik vang een glimp op van een hoorn en kop, vlak voordat ze verdwijnt in het groen.
Matei heeft er een extra zintuig voor en heeft er veel meer gezien: “Een kudde vrouwtjes met kalfjes. Minstens tien.” Pogingen om dichter bij de kudde te komen mislukken. Bovendien begint het flink te waaien. Er is regen op komst.
Doorweekt komen we aan in een tentenkamp naast een oude boerenschuur, waartussen gastheer Mihu een groot kampvuur heeft gemaakt waar we kunnen opdrogen. “Rakija?” Zijn vraag blijkt retorisch en hij kijkt me aanmoedigend aan terwijl hij een tot de rand gevuld glas in mijn koude handen duwt en een dreun als een mokerslag op mijn schouder geeft. “Solves all problems my friend. Drink!” Als ik me na een paar glaasjes een stuk warmer voel, zie ik tot mijn stomste verbazing dat de fles zonder etiket geen centimeter leger is geraakt. Bioloog Adrian: “Mihu has a magic bottle that refills itself!” Eigen alcohol stoken, dat doen ze maar al te graag in Roemenië. “Wait till you taste the stronger stuff.”
Het ontbijt de volgende ochtend werkt ontnuchterend. Een koude mist blaast door het dal waar de tenten staan en de koffie uit pruttelkan is gitzwart en stroperig. De hompen buikspek en gegrilde schapenkaas kraken van het zout. Huisgemaakte zwarte bloedworsten kijken me aan, glimmend en met harde stukjes erin. Een kleverige mousse van polenta zorgt voor de nodige koolhydraten. Het verbaast me dat er geen rakija op tafel staat. Zelden werd ik zo liefkozend de dood in gevoed. “Forte buona!”
Tussen het ontbijt door leer ik van Adrian over de boerengezinnen, maar ook herders, die op dit soort plekken kwamen om kleine kuddes schapen en ander vee te laten grazen. “Zij hielden de jonge bomen kort, waardoor we hier een uniek mozaïeklandschap hebben met zo’n beetje de rijkste biodiversiteit van heel Europa. Nu vervult de bizon die taak.”
De tweede dag verliep even magisch als de eerste. Het ontzagwekkend mooie oerbos heeft een verslavend effect. Eigenlijk wil ik niet terug naar de bewoonde wereld met files, steden en deadlines. Dus geniet ik van het laatste uur lopen in stilte, met mijn zintuigen op scherp. We zouden geen wisent meer zien die dag, waarschijnlijk omdat we de wind in de rug hebben en daardoor de wisenten onze geur sneller oppikken. Bovendien meuren we naar kampvuur. De rakija, bloedworst en wilde knoflook komt uit iedere porie. We zijn een soort wandelende barbecue.
“En?” Vraagt Oana bij terugkomst op de Campus, waar ik nog naschud van de hobbelweg.
“Bizons gezien?”
Ja, het zien van de bizons was het hoogtepunt, maar ik begrijp wat ze bedoelde met het ‘totale plaatje’ Ik kwam voor de wisent, maar raakte verknocht aan de Karpaten, de puurheid, de ruimte en de overvloed aan natuurlijke omgeving. Maar ook de lokale gemeenschap, die misschien weinig weelde heeft, maar o zo tevreden lijkt.
Vanuit de Campus worden meerdere wildernis-gerelateerde arrangementen georganiseerd inclusief overnachtingen in tenten en tiny houses. Bijvoorbeeld E-mountainbiken door het Tarcu-gebergte, Bizons sporen volgen vanaf de rug van een paard, spoorzoeken, met experts, paardrijden, of op leer het volledige proces van kaas maken bij een boerin en boer: van uier tot kaasplank. Bij alle activiteiten en overnachtingen draag je niet alleen bij aan natuurconservatie en dit rewilding project, het stimuleert ook gemeenschappen als deze om ecotoerisme verder te ontwikkelen als alternatief voor natuur-afbrekende praktijken als illegale houtkap en monocultuur-landbouw.
Je kunt ook met SNP Natuurreizen naar Roemenië. Zij hebben een 12-daagse actieve rondreis per auto langs hotels en guesthouses. Bekijk die reis hier.
Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met het Wereld Natuur Fonds.