Zwitserland heeft ontelbaar veel passen. De Alpenpässe-Weg loopt over een afstand van 600 km van Chur over tientallen pasjes en passen naar het Meer van Genève. Op Pad liep in juni 2015 vijf dagen langs de wervelende onderkant van Zwitserland, van het Val Lumnezia in Graubünden naar Airolo in Ticino (Tessin). Uiteraard stond er dagelijks een stevige hoeveelheid passen op het programma.
De door Op Pad gelopen vijfdaagse route maakt deel uit van de Zwitserse Alpenpässeweg. We begonnen in zuidelijke deel van het kanton Graübunden, het grootste kanton van Zwitserland, dat een sterke eenheid kent, maar tegelijkertijd ook een kanton is waar zowel Duits, Italiaans en Retoromaans wordt gesproken, en dat ook nog eens in verschillende dialecten. We staken letterlijk over naar de zuidzijde van de Alpen en kwamen terecht in het zonnige (maar ook vochtige!) en zéér Italiaans aandoende kanton, Ticino. Het berggebied waar we doorheen liepen heeft formeel als verzamelnaam de Adula-Alpen (ook Westbünder Alpen), maar die naam wordt ook ter plekke nauwelijks gebruikt. Onder dit gebied vallen weer een aantal subgebieden die gelinkt zijn aan de hoogste bergen in het gebied zoals de Rheinwaldhorn (3402 m), Piz Medel (3210 m) en Piz Terri (3149 m). In het noorden wordt dit gebied begrensd door de Glarner Alpen en in het zuiden door de Tessiner Alpen waarvan de hoogste berg niet de Rheinwaldhorn is, die wél in het kanton Tessin ligt, maar de Campo Tencia (3072 m). De Rheinwaldhorn is wel de hoogste berg van de eerder genoemde Adula-Alpen of Adula-Gruppe. Om het helemaal ingewikkeld te maken: soms wordt ook de Monte Basòdino (3272 m) genoemd als hoogste berg van de Tessiner Alpen, maar deze ligt deels op Italiaans grondgebied. In het westen van ons wandelgebied vinden we nog het Gotthardmassief.
Onze tocht begon in het Val Lumnezia (Dal van het Licht volgens de plaatselijke VVV’s, maar officieel gewoon Romaans voor Val Lugnez), een zijdal van het Val Surselva. We trokken vanaf hier over de machtige Greina hoogvlakte en daalden af naar het Val Camadra. In plaats dat we door dit dal afdaalden (normale route) bleven wij op hoogte langs de kam van de Graina lopen en daalden af naar het Val Santa Maria waar we de route weer oppikten. Vanaf hier wandelden we verder naar het Val Piora en daalden via het Lago Ritom af naar Airolo aan de voet van Gotthardmassief. Het is een op-en-top berggebied met bergen tot over de 3000 meter, ruige dalen (Graübunden wordt het ‘Land van de 150 dalen’ genoemd), doodstille hoogvlaktes, prettige berghutten, alpendorpen, bos en veel passen. Een ideaal gebied derhalve voor een doorgaande bergtocht zoals wij maakten. En omdat het openbaar vervoer in Zwitserland zo goed is geregeld, zijn zowel het begin- als eindpunt van de tocht prima bereikbaar. In Airolo kun je zelfs de trein nemen naar Basel en vanuit daar weer verder reizen naar Nederland.
Zwitserland telt zes zogenaamde Nationale Routen en drie Regionale Routen. Nationale routes beslaan meerdere honderden kilometers (berg)wandelpad en zijn (uiteraard) opgedeeld in meerdere etappes. De routes worden beschreven in handzame gidsen met routekaartjes, achtergrondinformatie over de route en praktische informatie over openbaar vervoer en overnachtingen.
Wij liepen een aantal etappes van National Route 6, ook wel de Alpenpässe-weg genoemd. Hij is 600 km lang, begint (of eindigt) in Chur en loopt via de zuidkant van de Alpen naar het meer van Genève. Qua hoogtemeters is er geen enkele andere route die in de schaduw mag staan: het zijn er maar liefst 39.600, verdeeld over 34 etappes. Die etappes zijn soms ‘kort’ (3,5 uur), maar soms ook heel lang (tot wel 10 uur). Iedere etappe eindigt bij een berghut of in het dal bij een hotel. Routes kunnen naar behoeven worden ingekort of uitgebreid, dat is echter niet iedere dag mogelijk. Naast het routeboekje is een goede kaart zeer aan te raden, zeker als je net als wij alternatieven wilt proberen.
We kozen voor deze vijf etappes omdat Graübunden en Tessin juist wat minder bekende delen zijn van Zwitserland dan het westelijker gelegen Wallis. Daarnaast sluit deze tocht min of meer naadloos aan bij een huttentocht die in Op Pad werd gepubliceerd in 2011 maakten in de noordelijker gelegen Glarner Alpen (publicatie 2012). Door die tocht en deze tocht te combineren, krijg je een geweldige uitdagende huttentour van bijna twee weken. Wij eindigden destijds in Breil. Vanuit Breil neem je makkelijk een postbus naar Tavanasa in het Rijndal en vanuit Tavanasa stap je op de trein naar Ilanz vanaf waar je eenvoudig het Val Lumnezia inkomt. Wat ook kan is vanaf Breil over de bergen doorlopen naar Vrin. We kennen dit traject niet en waarschijnlijk is het ook een zeer lange dagtocht.
Landschappelijk gezien is het door ons gelopen traject ook van een pure schoonheid. Juist die combinatie van onbekend, stil, ruig en ‘zuidelijk’ trok ons wel. Maar het mag duidelijk zijn dat ook het oostelijk en westelijk deel van de Alpenpässeweg prachtig zijn. Zeker het middenstuk van de route kent etappes die bijna de 3000 meter aantikken. Zo hoog kom je niet tijdens deze tocht, of je moet net als wij kiezen voor een zeer wilde, maar lastige variant op dag drie: de Steinbockweg. Dan bereik je een hoogte van 2816 meter. Dit alternatief is beslist een etappe voor ervaren bergwandelaars en bij sneeuw ook nog eens lastig om te oriënteren. Alleen doen bij stabiel, droog en helder weer! Je zou kunnen overwegen een pickel mee te nemen op dit traject. Wij hadden er geen bij ons en hebben het met onze wandelstokken prima kunnen redden. De Steinbockweg wordt gewaardeerd met T3-T4 wat staat voor anspruchsvolles bergwandern tot alpinwandern. Lees meer over het Zwitserse classificeringssyteem voor wandelpaden
Tot slot had de keuze voor deze vijfdaagse route ook een praktische reden; begin- en eindpunt zijn eenvoudig bereikbaar met het openbaar vervoer.
Volg je de etappes volgens het routeboekje, dan volstaat een goede conditie, bergwandelervaring en ervaring met oriëntatie. Zoals altijd in de bergen, kunnen de omstandigheden een tocht veel zwaarder maken. Met mist, sneeuw en kou moet iedere bergwandelaar altijd rekening houden. Je uitrusting moet optimaal in orde zijn en mocht een etappe niet door kunnen gaan, dan moet je een plan B hebben. Overleg met een huttenwaard altijd vooraf over de mogelijkheden, moeilijkheden en alternatieven.
Omdat we simpelweg geen zin hadden het routeboekje op de letter te volgen, zijn we een dag van het programma afgeweken. Vanaf de Capanna Scaletta volgden we niet de etappe over Campo Blenio en Olivone, maar namen we vanaf Pian Geirett de geweldige Steinbockweg naar de Pas de Uffiern (2628 m) en sliepen in Dötra waar we de route weer oppikten. Een prachtig alternatief, maar alleen voor ervaren bergwandelaars én echt alleen bij mooi weer.
De route via Campo Blenio en Olivone is overigens ook machtig. Je daalt dan sterk af door een schitterende Val Camadra met grandioze uitzichten op o.a de Rheinwaldhorn en Grauhorn. Bovendien is Olivone een aangenaam dorpje en prima voor een verblijf voor een nacht. Dus links- of rechtsom: allebei mooi!
De navigatie is, zoals je van Zwitsers mag verwachten, meer dan uitstekend. De route heeft een eigen markering, een groen vierkantje met een witte zes. Deze vind je terug als enkel bordje, maar meestal als onderdeel van een wegwijzer met verwijzingen naar verschillende bestemmingen. Naast deze navigatie heb je nog de beschikking over de routegids en kaartmateriaal.
Wij gebruikten verschillende kaarten:
Wie in hutten slaapt, en op deze route kun je daar niet omheen, dan ben je aangewezen op de openingstijden van de hutten. Bijna alle hutten gaan half mei/ begin juni zo’n beetje open en sluiten half/eind oktober weer de deuren. Door extreme sneeuwval kan het zijn dat hutten onbereikbaar zijn en dus later openen. Check altijd op de site van de hut wat de actuele stand van zaken is; bijna iedere hut heeft tegenwoordig een eigen website.
Tot eind juni (maar daarna ook nog) kun je boven de pakweg 2000 meter te maken krijgen met verse sneeuw of sneeuwvelden. Dat maakt het oriënteren lastiger, markeringen en paden kunnen verdwijnen onder de sneeuw. De route over de Steinbockweg was bijvoorbeeld grotendeels ondergesneeuwd. Dankzij een vooraf ingeladen route op onze gps hebben we de route zeer behoorlijk kunnen volgen, anders was dit een heel lastig en gevaarlijk verhaal geworden. We waren de eerste wandelaars die dat seizoen voor deze route kozen en zijn helemaal niemand tegengekomen. Bijzonder!
Trein: Met de City Night Line van Amsterdam, Utrecht of Arnhem naar Basel Bad (D) of Zürich. Dan de InterCity naar Chur en RegioExpress naar station Illanz. Vanaf daar postbus naar beginpunt in Val Lumnezia, voor ons was dat Lumbrein. Terug vanuit Airolo met InterCity in een keer naar Basel en de City Night Line naar Nederland.
Meer info over prijzen en dienstregeling: www.db.nl, www.sbb.ch of www.nsinternationaal.nl. Voor de City Nightline zie www.citynightline.de.
Auto: Vanaf Utrecht is het een dikke 900 km naar Ilanz, het beginpunt van het Val Lumnezia.
De route is zo uitgezet dat je na iedere etappe uitkomt bij een berghut of in een dorp met één of meerdere overnachtingsmogelijkheden. Reserveren is in het hoogseizoen noodzakelijk, zeker in de weekenden. In Dötra, maar zeker in Olivone en het eindpunt Airolo heb je meerdere opties
Wij sliepen in ieder geval op de volgende plekken:
Prachtig, authentiek houten hotelletje uit 1923 dat van binnen helaas wat ‘gewoner’ oogt. Eenvoudige kamers met douche en toilet op de gang. Goed eten, ontbijt niet heel uitgebreid. Wij aten hier ’s avonds een typische Graübunder specialiteit Capunz: in snijbiet verpakte salami, deegwaren en kruiden, met kaas en een saus van melk overbakken uit de oven. Zoals vaak met specialiteiten: lekker voor één keer, maar geen blijver. Alleen contant afrekenen. In Vrin is een bakkertje, een dure supermarkt en een postkantoor. Geen geldautomaat. Als je niet in Vrin wilt logeren, maar meteen de eerste dag naar de Capanna Scaletta door wilt lopen: de postbus rijdt helemaal tot het eind van het dal tot aan het keerpunt in Puzzatsch.
Prijzen: vanaf 65 CHF voor een eenpersoonskamer incl. ontbijt
Website: www.pezterri.ch
Prachtig gelegen, deels verbouwde en uitgebreide hut aan een klein meertje. Grote slaapzaal en twee kleinere slaapzaaltjes. Ruime en lichte eetzaal met goed en deugdzaam eten. Prima ontbijt met regionale specialiteiten. Huttenwaard- en waardin sinds 2015 nieuw, aardig en behulpzaam.
Prijzen: 50 CHF voor leden van de alpenvereniging. 74 voor niet-leden. Dit is op basis van halfpension.
Website: www.satlucomagno.ch.
Wát een geweldige hut, vonden wij. Eigenlijk is het geen echte berghut, maar meer een gîte in een gehucht dat maar ene deel van het jaar is bewoond. Dötra was in 2015 alleen nog maar bereikbaar over een slechte, onverharde weg maar in het najaar van 2015 is er begonnen om de weg te asfalteren.
In de Capanna Dötra kun je geweldig ‘boers’ eten en drinken in het restaurant annex café waar de dorpsbewoners waarschijnlijk iedere dag aan de toog hangen. Boven is een slaapzaal en een douche- en wasgelegenheid. Beetje rommelig, maar schoon en absoluut authentiek. De gîte is het hele jaar open, maar het café/ restaurant van half juni tot eind oktober.
Prijzen: 50 CHF per nacht voor leden van de alpenvereniging en 74 CHF voor niet-leden.
Website: www.satlucomagno.ch.
Zeer moderne hut, ontworpen door een in de streek beroemde architect. De moderne opzet is, vonden wij, ten koste gegaan van de sfeer. Maar uitstekend eten en drinken! Groot en zonnig terras. Kleine kamers op de begane grond met steeds acht bedden. Groot Lager op de eerste verdieping. Warme douches tegen betaling. Goede droogruimte. Snoep,snacks en lunchpakket goed verkrijgbaar. De hut is vrij eenvoudig via een onverharde weg te bereiken, dus trekt ook veel dagjesmensen. Ligging niet ver van het schitterende Lago Cadagno dat door wetenschappers in binnen- en buitenland wordt bezocht om de bijzondere samenstelling van het water: eigenlijk zijn het twee meren in één met twee ‘soorten’ water die niet met elkaar mengen. Omdat de omringende bergen tot bijna in het meer doorlopen, krijg je een beetje het gevoel van een Noors fjord.
Prijzen: 55 CHF voor leden van de alpenvereniging, 58 CHF voor niet-leden.
Website: www.capannacadagno.ch
Dertien-in-een-dozijn hotel. Een zweem van grandeur, nog afkomstig uit de tijd dat rijke burgers in een open sportauto over de Gotthard naar beneden kwam zetten en in Airolo overnachtten. Kamers zijn wat verouderd, het eten is klassiek. Voordeel is dat het hotel zo ongeveer tegenover het station ligt wat weer handig is als je de volgende ochtend vroeg de trein moet hebben. Airolo als dorp is overigens niet echt heel boeiend.
Prijzen: vanaf 95 CHF per nacht, halfpension 35 CHF extra.
Website: www.forni.ch
Mocht je in Airolo nog tijd over hebben (omdat je net als wij op de avondtrein moet wachten), regel dan een lift of een postbus naar de Gotthardpas. Het kan er wat druk zijn, maar het Museo nazionale del San Gottardo en de Vesting Sasso da Pigna zijn aanraders.
Vanuit Airolo rijden er bussen omhoog.
Museo nazionale del San Gottardo: Hoogstgelegen museum van Zwitserland. Klein, maar zeker de moeite waard om te bezoeken. Vertelt de geschiedenis van de Gotthardpas en de rol die de pas speelde in het ontstaan van Zwitserland. Toegang 5 CHF.
Vesting Sasso da Pigna: Indrukwekkend gangenstelsel van wat ooit een enorme kazerne was. Gebouwd om Zwitserland in de Tweede Wereldoorlog te kunnen beschermen tegen een eventuele invasie. Met hoog in de berg naar het zuiden gerichte kanonnen (die dus tot in Italië konden schieten). Tot 1995 een 'geheim' project, daarna langzaam voor het publiek geopend. Deels aandacht voor militaire aangelegenheden (in de berg was een complete stad gebouwd), deels voor natuur, milieu, duurzaamheid. Een tandradbaantje brengt je tot boven in de berg. Neem warme kleding mee. En geld, want de toegang bedraagt 25 CHF. Maar op een regenachtige dag de moeite zeker waard.
Wij kwamen ’s ochtends met te weinig slaap uit de trein zetten, maar wilden deze dag toch alvast wat doen als inlooptocht. Vanuit Ilanz namen we de bus naar Lumbrein en wandelden via deels via de 6 en deels via een nieuw wandelpad naar Vrin. Niet heel spannend allemaal.
Niks rustig op gang komen, vandaag meteen van 1400 naar ruim 2400 meter. Maar de etappe is van een zeldzame schoonheid. Helaas hadden wij te maken met mist, motregen en zelfs licht sneeuw, maar desondanks hebben we genoten. Het eerste deel gaat nog grotendeels over de verharde weg (liften of bussen kan ook) naar het eindpunt van deze dalweg in Puzzatsch. Vanaf hier is het redelijk steil klimmen geblazen naar de Pass Diesrut (2428 meter) waarna je afdaalt in de imposante Greina op ongeveer 2200 meter: een brede, vlakke en langgerekte hoogvlakte waar rivieren doorheen denderen, omgeven door bergen van over de 3000 meter. Wonderschoon! Wij kregen te maken met behoorlijk wat sneeuw hier waardoor het landschap volgens fotograaf Jan Mark (die hier ook in ze zomer was geweest) een heel andere indruk achterliet. Bij zon en mooi weer kun je Greina nog het best vergelijken als de Hoge Venen, maar dan omringd door bergen.
Je blijft op de Greina aan de linkerkant en uiteindelijk klim je er aan het eind weer uit naar de Passo della Greina (2357 meter). Vanaf hier is het niet ver meer naar de hut, maar wij stuitten op flinke hoeveelheden sneeuw waardoor het laatste stuk ons nog wel ruim een uur kostte. Lastig oriënteren met mist!
Vanaf de Pass Diesrut kun je overigens ook in weinig tijd doorlopen naar de Camona da Terri (2170 m).
Op deze zeer lange dag daalden wij niet helemaal af naar Olivone (1560 meter), zoals de routegids ‘voorschrijft’, maar gingen bovenlangs over de schitterende Steinbockweg en overnachtten in de onbekende Capanna Dötra in het gehucht Dötra. Je begint hoe dan ook met een stevige afdaling van 2356 meter de Pian Geirett (2205 meter), het eindpunt van de verharde weg door het Val Camadra. Hier moet je dus kiezen: Olivone of Lago Retico via de Steinbockweg. Het stuk vanaf de Pass d’Uffiern tot aan het Lago Retico staat op sommige kaarten nog blauw ingekleurd wat betekent: alpiene route. Later zijn de blauw-witte markeringen overgeschilderd met wit-rood. Onterecht, menen wij, want hoewel de route niet extreem moeilijk is, moet er wel degelijk geklauterd en geklommen worden langs kabels en steile stukjes. De moeilijkheidsgraad (T3-T4)heeft ook te maken met de smalle graat waar je min of meer langs en overheen klautert. Aan weerskanten is het op sommige stukken behoorlijk steil en ook de afdaling vanaf de Pass d’Uffiern (eigenlijk pas vanaf de tweede pas die geen naam heeft, maar op 2826 meter ligt) is behoorlijk steil. Niet weggelegd voor iedere wandelaar, maar commerciële belangen spelen hierbij een rol: de route is voor veel geld aangelegd, maar werd te weinig gelopen . Nogmaals, ruime bergwandelervaring en goed weer zijn essentieel, zeker als er ook nog sneeuw ligt. Wat je er voor terugkrijgt is een geweldige tocht die niet heel vaak wordt gemaakt, zeker niet in het voorjaar.
De route: vanaf de Pian Geirett wordt het pad meteen smal en steil, je weet dus wel waar je aan begint. Je klimt allereerst naar een brede kom waar een militair hutje staat, vanaf hier steiler klimmen naar de Pass d’Uffiern. Op de kaart lijkt het of je het hoogste bereikt hebt, maar stiekem klim je nog verder naar ruim 2800 meter. Hier begint een zeer steile (en met sneeuw ook lastige!) afdaling naar het op 2372 meter gelegen Lago Retico. Het ergste is nu achter de rug. Binnen een uur ben je bij de Capanna Bovarina (1870 meter). Erg leuke hut (recentelijk verbouwd), prima alternatief als je deze dag te lang vindt en sowieso open voor een koffie met heerlijke zelfgemaakte citroentaart (www.capannabovarina.ch). Vanaf Bovarina kom je in een groener, lieflijker en zuidelijker aanvoelend landschap terecht. Een werkelijk prachtige, maar ook nog vermoeiende tocht over de Cantonilpas en het gehucht Anveuda naar Dötra volgt. Gelukkig is er veel water te vinden op dit traject.
Alternatief: Voor het geval je onderlangs door het Val Camadra moet of wilt lopen: beslist geen straf. Nauwelijks verkeer, want het dal loopt dood en verder is er geen bewoning. In de herfst vlamt alles hier rood en geel. In Ghirone of Campo Blenio kun je aanleggen bij een café, in Olivone is ‘alles’ wel te krijgen. Prettig gelegen op 1000 meter. Met een bank, wat supermarktjes, cafés en hotels, informatiekantoor en een kaasmakerij die leuk is om te bezoeken.
Prachtige ochtendetappe over de Croce Portera naar Aquacalda. Het Centro Pro Natura Lucomagno is een op een schitterende plek gelegen hotel/ restaurant/camping aan de pasweg naar de Lukmanierpas op ruim 1700 meter. Je kunt hier in ieder geval koffie drinken, maar eventueel ook overnachten. Gloednieuw met mooie kamers. Geweldig lekker eten, althans in 2015. Ook mogelijkheid om te kamperen, maar pas op: het ligt hoog en het kan er erg koud worden. Prijzig is het ook: voor een tweepersoonskamer betaal je 150 CHF. Meer info: www.pronatura-lucomagno.ch.
Vanaf Aquacalda over een pad langs de beek en de pasweg naar een punt waar je links afbuigt en weer gaat klimmen. Rustige, maar lange, lange klim naar de Passo di Sole (2376 meter). Het eerste stuk daal je zeer steil af door brokkelig terrein. Daarna kom je terecht op een imposante hoogvlakte (Piano Grande) die je oversteekt. Aan het eind van de hoogvlakte zie je de hut al liggen. Laatst stuk stevig afdalen naar de Capanna Cadagno
Het hooggebergte laat je op deze dag achter je. Het is groener, meer bos, meer civilisatie. Neem even de moeite bij het fotogenieke Lago Cadagno te kijken. Dan langs het veel grotere stuwmeer Ritóm, hier loop je helaas over een brede (auto)weg. Aan het eind van het meer (Rufugio Lago Ritóm, horeca!) verlieten wij de 6 en kozen we voor een prachtige wilde route door het bos naar Airolo. Met lang zicht op de drukke snelweg beneden je, maar storend is dat allerminst en de uitzichten zijn indrukwekkend.
Land: Zwitserland
Gebied: Graubünden en Ticino.
De tocht: Vijf dagen over de Alpenpässe Weg (National Route nummer 6) tussen Lumbrein (Val Lumnezia) en Airolo. De volledige route is 600 kilometer lang en loopt van Chur naar het meer van Genève.
Zwaarte/ Moeilijkheidsgraad: Gemiddeld voor bergwandelaars met een goede conditie. Met sneeuw ligt moeilijkheidsgraad duidelijk hoger. De gehele route wordt gewaardeerd met T2, wat sportlich bergwandern betekent. Wij weken één dag af van de officiële route en liepen de Steinbockweg, deze is gewaardeerd met T3 tot T4 en dus alleen geschikt voor ervaren bergwandelaars!! Lees meer over het Zwitserse classificeringssyteem voor wandelpaden
Navigatie: De volledige route is naar twee kanten gemarkeerd met een groen teken vierkant met daarin nummer een witte 6. Verder maakten wij gebruik van diverse 1:50.000 wandelkaarten en de routegids Wanderland Schweiz 6: Alpenpässe-Weg.
Beste tijd: Vanaf begin juni tot eind oktober. Voor en na die tijd zijn veel berghutten dicht en is de kans op sneeuw zeer groot.
Overnachten: Berghutten en hotel
Er naartoe: Met de City Night Line van Amsterdam, Utrecht of Arnhem naar Basel of Zürich. Dan InterCity naar Chur en RegioExpress naar station Illanz. Vanaf daar postbus naar beginpunt. Terug vanuit Airolo met InterCity in een keer naar Basel en met City Night Line weer naar Nederland.
Met de auto is het vanaf Utrecht ruim 900 km naar Ilanz.
Uitrusting: bekijk onze paklijst voor een wandelvakantie