Nog een heel klein stukje, nog die laatste klim en dan… vergapen we ons aan het uitgestrekte landschap om ons heen. In de verte zien we bergen, onder ons het dal met alle bloemen, een riviertje en oud huisje. Of we fietsen door de duinen naar zee en eenmaal op de duintop laten we onze blik dwalen over de talloze zandduinen. We zien de jonge duintjes en via het uitgestrekte zand verdwijnt onze blik over de eindeloze vlakte van water naar de horizon. De zon beschijnt de wolken en in het late licht zijn de kleuren extra intens. Niet voor niets dat veel mensen graag landschappen willen fotograferen. Maar hoe maak je écht mooie landschapsfoto’s? Fotograaf Johan van der Wielen geeft acht tips.
Er is geen echte definitie wat een landschapsfoto is en wat niet. Net zoals ik bij macro schreef, is er zelfs maar een zachte scheidslijn tussen landschapsfotografie en detailfotografie. Toch kun je een belangrijk onderscheid maken. Bij een detailfoto (macro-, dier-, portret, etc.) is er een duidelijk onderwerp in de foto. Dit onderwerp staat in een omgeving, met een achtergrond. Een landschapsbeeld is daarin anders. Er is geen echt onderwerp: het hele beeld is het onderwerp, alles hoort bij elkaar. En dat maakt landschapsfotografie ook zo moeilijk. Je hebt namelijk niet één onderwerp wat de aandacht trekt en wat mooi op de foto moet staan. Je bent als landschapsfotograaf juist bezig om alle elementen in het beeld zo te rangschikken (compositie) dat alles bij elkaar hoort en samen één geheel vormt.
Een veel gehoorde klacht is dat reizigers, als ze terugkomen van hun avonturen, het minst tevreden zijn over hun landschapsfoto’s. “In het echt was het veel indrukwekkender” of “de weidsheid en grootsheid komt op foto’s helemaal niet over”. Dit komt omdat landschapsfotografie misschien wel de moeilijkste tak van de fotografiesport is. Het komt niet neer op dure apparatuur, je hebt geen mooi onderwerp wat de aandacht trekt, je moet het echt helemaal zelf doen. Zelfs met een mobiele telefoon kun je mooie landschapsfoto’s maken (hoewel ik altijd een camera zou gebruiken). Als je maar rekening houdt met (een paar van) de volgende punten:
In het landschap kom je allemaal elementen tegen waar je als fotograaf van kunt besluiten om ze wel of niet op te nemen in je foto. Een eenzame boom, de horizon, een steen, de berg in de verte, dat ene wolkje aan de hemel en dat paadje of riviertje door het landschap. Allemaal elementen die ergens in het beeld kunnen komen. Die rangschikking van elementen wordt de compositie genoemd. Een prettige rangschikking zorgt ervoor dat geen van deze elementen teveel aandacht opeist. Het oog van de kijker moet op logische wijze door het beeld glijden en vanzelf van element naar element gaan. Het mag geen zoekplaatje van Jan Steen worden. Immers, alles hoort bij elkaar en zorgt samen voor het landschapsbeeld.
Net als bij detailfotografie kan de Gulden Snede je helpen met het plaatsen van elementen in het beeld. Waar moet ik de boom zetten? Denk eens aan een gulden snede punt. Waar moet de horizon? Denk eens aan een gulden snede lijn. In praktijk wordt vaak gewerkt met de ‘regel van derden’ (erg vergelijkbaar) waarbij je gebruik maakt van de zogenaamde 1/3 punten in een beeld. 1/3 punten zijn de snijpunten van de vier lijnen op 1/2 en 2/3 horizontaal en verticaal. Die snijpunten zijn punten waar ons oog als vanzelf naartoe trekt en naar gaat kijken. Als je daar iets laat gebeuren is een foto meteen veel spannender. Nu is de Gulden Snede zeker geen wet, maar zie het als een handige handreiking!
Om van het ene element naar het andere te komen, moet je de kijker soms een beetje helpen. Dat helpen doe je met lijnen. Lijnen verbinden onderdelen, zoals links met rechts of voor met achter. Het oog van de kijker zal zo’n lijn aangrijpen om te volgen en daarmee leidt je je kijker door jouw foto.
We lezen een foto zoals we ook een boek lezen: van links naar rechts. Wanneer je foto ook op die manier voorzien is van lijnen ‘voelt’ de foto prettig. Verder lezen we een foto van onderen naar boven. Dat klinkt in eerste instantie vreemd, maar het is eigenlijk heel logisch. Immers, als jij ergens staat kijk je vaak eerst naar beneden, dichtbij, waarna je blik de verte in dwaalt. Als je dit bij elkaar neemt, beginnen we een foto dus linksonder in beeld en dwalen we langzamerhand naar rechtsboven. Dat is de logische kijkrichting voor ons oog. Op het moment dat je foto ook op die manier opgebouwd is, kijkt hij meteen al heel lekker. Een foto met lijnen van rechts naar links voelt vaak minder prettig.
Waarom zou je je foto niet gewoon spiegelen als dat prettiger kijkt? Natuurlijk is het dan niet letterlijk zoals het was, maar de sfeer wordt er niet anders door. Als het daardoor ineens een fijner beeld is zou ik het niet laten.
Bij detailfotografie schreef ik dat de achtergrond het allerbelangrijkst is. Bij landschapsfotografie is de voorgrond misschien wel belangrijker dan de achtergrond. Best opmerkelijk want het is meestal de achtergrond die ons stil doet staan bij het landschap. Toch beslaat de voorgrond vaak het grootste deel van je beeld, zeker als je werkt met groothoek (=uitgezoomd). Sterker nog, hoe meer je uitzoomt, hoe kleiner de achtergrond wordt. Als je maar ver uitzoomt worden de grootste bergen kleine heuveltjes (kom dit bekend voor?) Om bergen indrukwekkend uit te laten komen moet je dus vooral niet te ver uitzoomen, maar juist inzoomen!
Wat je aan de foto van de Noordkaap misschien wel opvalt, is dat door het gebruik van inzoomen (telelens) de diepte in het beeld wegvalt. Het beeld ervoor, waarop de bergen hun grootsheid volledig kwijt zijn, heeft juist wel heel veel diepte. Oftewel: groothoek (uitzoomen) geeft veel diepte als je goed gebruik weet te maken van voorgrond en achtergrond. De voorgrond moet herkenbaar zijn. Daar moet je een idee van grootte bij hebben. Omdat je automatisch het beeld vertaald alsof je daar met je eigen ogen kijkt, interpreteer je het perspectief uit de foto met het perspectief van je ogen. Maar, omdat groothoek meer verkleind, is het perspectief veel heftiger dan wat je daar ter plaatse met je eigen ogen zou zien. Het verkleiningseffect is veel meer dan je ogen zouden waarnemen. En dus ervaar je extreme diepte en weidsheid. Als fotograaf kun je hiermee spelen.
Een voorgrond zorgt ervoor dat de kijker een plek heeft waar hij/zij zichzelf kan plaatsen in het beeld. Om echt goede diepte te creëren, is naast een achtergrond ook een duidelijk midden nodig. Je moet als het ware door het beeld van voren naar achteren kunnen lopen.
Het klassieke idee van een landschapsfoto is een liggende foto. Toch heb je in deze blog al diverse staande beelden gezien. Staande landschappen worden niet veel gemaakt, hoewel met de huidige social media en mobiele telefoons wel een stuk meer, maar hebben ook een duidelijke functie als het gaat om ‘gevoel’. Natuurlijk zal de compositie vaak bepalen of een beeld staand of liggend mooier is, maar zonder dat je het misschien weet kun je er ook een ervaring mee uitdrukken.
Liggende beelden geven veel gevoel voor breedte en weidsheid terwijl je met een staand beeld juist hoogte en diepte accentueert. Afhankelijk van jouw gevoel in het veld zou je dus voor liggend of staand kunnen kiezen om juist dat gevoel over te brengen.
Wil je extra breedte en weidsheid in je beeld uitdrukken dan kun je kiezen voor een panoramabeeld waarbij je een aantal losse beelden aan elkaar maakt (‘stitchen’). Dat kan in de computer met speciale software of het kan direct met je mobiele telefoon. Maar je kunt hetzelfde gevoel ook overbrengen door een panoramische uitsnede te doen uit één beeld. Panoramisch betekent dat je een smal beeld laat zien. De meeste camera’s maken foto’s in 4:3 of 3:2 verhoudingsformaat. Zelf vind ik het echter mooi om uit te snijden in het veel smallere 16:9 formaat. Dat is hetzelfde formaat als je TV of je computerbeeldscherm.
Of je een staand of liggend landschap maakt, op het moment dat je een horizon in beeld brengt is het altijd de vraag waar je ‘m moet plaatsen. Als eerste stelregel kun je aannemen dat het midden vaak (dus niet altijd) saai is. De horizon in het midden gebruik je wel met mooie reflecties of als de lucht net zo interessant is als de voorgrond. Maar vaak is een horizon lager of hoger veel interessanter. Wat je misschien niet weet is dat de plaatsing van de horizon meer is dan alleen maar bepalen of de lucht of de voorgrond het meest interessante deel is van de foto. Net als met de oriëntatie van het beeld, staand of liggend, kun je met de plaatsing van de horizon een gevoel overbrengen.
Hoe lager de horizon, hoe meer je het gevoel krijgt als een kikker omhoog te kijken. De lucht wordt hoger en indrukwekkender, de kijker richt echt zijn blik omhoog en voelt zich kleiner en nietiger naarmate jij de horizon als fotograaf lager legt. Andersom is het als je de horizon hoog legt in het beeld. Dan voel je je als kijker als een vogel hoog boven het landschap uitvliegen en kijk je meer neer op je landschap.
Zonder dat je zelf daadwerkelijk door de knieën moet of met een drone hoeft te vliegen, kun je met de plaatsing van de horizon een gevoel overbrengen aan je kijker. Speel daar af en toe mee. Natuurlijk moet je er wel rekening mee houden dat de lucht wel interessant is als je de horizon laag legt. En dat de voorgrond interessant genoeg is als je de horizon hoog in beeld plaatst.
Zo, nu heb je een heleboel tips gelezen om spannendere en betere landschapsfoto’s te maken. Natuurlijk hoef je niet alle tips tegelijk toe te passen en natuurlijk zijn er nog veel meer tips mogelijk. Belangrijkste is dat je ermee gaat oefenen en gaat kijken wat past bij wat jij mooi vindt. Dan volgen de prachtige beelden vanzelf!
Heel veel fotografieplezier, Johan van der Wielen.
Hoe maak je onderweg betere macrofoto's? Als we onderweg zijn, zien we overal om ons heen prachtige bloemen, planten, insecten of andere natuurdetails. Niet voor niets dat veel mensen, of je een wandelaar, fietser, reiziger of avonturier bent, uiteindelijk op de knieën gaan om al dat moois vast te willen leggen. Maar hoe doe je dat? Fotograaf Johan van der Wielen geeft tips.