In het restaurant van de ferry van IJmuiden naar Newcastle zit ik naast een Engels meisje dat haar pudding prakt alsof het andijviestamppot is.
"Wat ga jij doen, ben je op vakantie of zo?" vraagt ze aan mij.
"Ja," zeg ik, "of zo. Ik ga de Hadrian's Wall lopen."
"De wat?"
Tweeduizend jaar geleden liet de Romeinse keizer Hadrianus in Groot-Brittannië een muur bouwen van bijna honderdvijftig kilometer lang, vier tot zes meter hoog, met forten en wachttorens en een diepe greppel ernaast. De muur liep van kust tot kust, deelde het eiland doormidden en markeerde het einde van de beschaving. Het hele project nam acht jaar in beslag. Ter overdenking: de aanleg van het 'Hadrian's Wall Path", de 'National Trail' die ik ga lopen, heeft bijna twintig jaar geduurd. Wat zegt dat over de tijd waarin we nu leven?
De schrijver van dit artikel is Jochem Wijnands, die in zijn boek 'Wat bezielt de Engelsen?' schrijft over zijn zoektocht naar de ziel van Engeland. Hij loopt, op de grens van de geschiedenis, langs de Romeinse Muur van Hadrianus, de muur die Engeland scheidt van ‘de Barbaren’, de Schotten. Het boek kun je hier bestellen.
"In 'Wat bezielt de Engelsen?' neemt wereldreiziger en voormalig National Geographic fotograaf Jochem Wijnands ons mee op zijn wandeltocht langs de muur van Hadrianus, en op zijn verrassende en vaak hilarische zoektocht naar de ware aard van de Engelsen."
---- Harri Theirlynck, voormalig hoofdredacteur Reizen Magazine.
Ik start bij het fort Segedunum in het stadje Wallsend, 'where Rome's great frontier begins'. Het fort kan me niet bekoren, mijn innerlijke archeoloog is kennelijk nog niet wakker. Ik laat hem rustig slapen, ik wil gewoon lopen. Het eerste stuk van het pad slingert tussen havenloodsen door en is eigenlijk een fietspad. In de verte zie ik een collega-muurwandelaar, mijn eerste. Leuk, denk ik, misschien kunnen we even een praatje maken. Ik verhoog mijn tempo. "Hallo!" zeg ik vrolijk tijdens het passeren. Ze kijkt me geschrokken aan met ogen die dezelfde kleur hebben als haar aquamarijnblauwe regenpak (het is 25 graden, de zon schijnt). Snel richt ze haar blik weer strak vooruit en doet alsof ik niet besta. Tik, tik, tik. Haar nordic walking-stokken geven als een metronoom het ritme aan.
Waar is de muur? denk ik soms op de eerste dag, maar aan indrukken kom ik niets tekort: Newcastle met zijn zeven bruggen, steile oevers, gezellige pubs en middeleeuwse kasteel, de ontmoetingen met de Geordies, zoals de inwoners worden genoemd, een man die zijn hazewindhonden uitlaat; ex-racehonden die anders zouden worden afgemaakt. Twee alcoholisten op een bankje die me vrolijk aanmoedigen: "Keep going! You can do it!" Muurwandelaars die zich als Romeinen hebben verkleed en geld inzamelen voor een goed doel. In de rivier de Tyne zie ik zalmen springen die stroomopwaarts zwemmen. Ze worden achtervolgt door zeehonden die tot ver landinwaarts te spotten zijn.
De tweede dag, als ik Newcastle achter me laat, kom ik in het mooie Engelse coulisselandschap terecht en doet de muur zijn intrede. Althans, kleine stukjes muur, als de eerste noten van een muziekstuk, die doen verlangen naar meer. In Wylam, een idyllisch dorpje dat zo uit de Truman show weggelopen zou kunnen zijn, ontmoet ik twee mannen uit Yorkshire, Neal en Geoff, een ex-politieman en een ex-kroegbaas die ook langs de muur lopen. De rest van de tocht komen we elkaar vaak tegen en zorgen ze voor veel gezelligheid en humor. Wat een opluchting na mijn ontmoeting met aquamarijnblauw-mevrouw.
Bij Sewingshields Crags, op de vierde dag, is de symfonie waar ik op had gehoopt eindelijk daar. Het hele orkest, met alle registers open, blazers, pauken, strijkers, het koor, en – met een beetje fantasie – zelfs de triangel, die boven alles uit voor vonkjes van vreugde zorgt. De muur, in al zijn glorie, strekt zich voor mij uit, slingert door het kaal gewaaide landschap, hoog op een klif, op een enorme steen-geworden golf, kilometerslang, tot hij aan de horizon verdwijnt; miljoenen stenen, uitgehakt en op elkaar geplaatst, en niet één ligt er verkeerd, elke noot is raak. Het is weergaloos. Dit is geen militair bouwwerk, dit is kunst, een eeuwigdurende voorstelling van de geschiedenis, in het mooiste theater van Engeland, en ik zit op de eerste rij.
Op dat moment komt een jong stel met een baby de hoek om gelopen. "Did you make a poo poo? You're a smelly little boy!" Ze spreiden een dekentje op de muur, die nu opeens dienst doet als commode, en verschonen hun baby. De vieze babydoekjes leggen ze naast zich neer. Dan steekt er een windvlaag op die de doekjes opzwiept en als kleine parachuutjes meevoert, hoger en hoger, tot ze over de rand van de klif verdwijnen en daaronder ergens op een schaap terechtkomen, zo stel ik me voor
Die nacht slaap ik in het gehucht Once Brewed, waar ik bier drinkt met Neal en Geoff. Ik word de volgende ochtend wakker met een kater. Buiten miezert het. Weg is het openluchtmuseum waar ik gister liep, weg zijn de Fuji-color-uitzichten, de te blauwe luchten, te witte wolkjes, te groene velden. De muur, daarentegen, is mooier dan ooit. Ruiger, desolater, afschrikwekkender, échter. Beneden hangen flarden mist in het natte landschap, dat wild, onherbergzaam en verlaten oogt. Zo stel ik me de woeste hoogten van Emily Brontë voor. Voor mij is het ook deel van een soort bedevaart om hier te zijn.
"Ik stond op de muur en dacht, dit was de laatste buitenpost van de beschaafde wereld; hoe zou het zijn om een Romeinse soldaat te zijn, om hier te staan, in de verte te staren, niet wetend wat er uit het bos zou kunnen opduiken, om niets anders te horen dan de wilde geluiden van het noorden?" Dit zegt schrijver George R.R. Martin over zijn bezoek aan de muur in 1981, toen hij het idee kreeg voor het boek 'A Song of Ice and Fire' dat later verfilmd zou worden als 'Game of Thrones', de meest succesvolle tv-serie ooit. Het legendarische epos gaat over een fantasiewereld die sterk aan het middeleeuwse Engeland doet denken, waar zeven vorstenhuizen verwikkeld zijn in een bloedige strijd om de macht. Ik ben een fan.
Green Slack is met 345 meter het hoogste punt van deze tocht, maar het zwaarste stuk moet nog komen: de onder wandelaars beruchte Nine Nicks, een geografische hanenkam die een aanslag doet op je knieën en je bovenbenen. Als ik die heb overleefd en strompelend bij de ruïne van Thirlwall Castle aankom, ga ik even languit in het hoge gras liggen en doe mijn ogen dicht. Op de kasteelmuur zitten tientallen krassende kraaien die met hun zwarte kraaloogjes naar me kijken en naar elkaar roepen: ‘Is-ie dood? Beweegt-ie nog? Is-ie dood? Is-ie al dood?’
Ik weet niet wat ik had verwacht aan het einde van mijn zesdaagse wandeling: knallende champagnekurken, een medaille-uitreiking, een finishlijn misschien? Maar als ik Bowness on Solway binnenloop is het doodstil, op het geroep van een zwerm tegen elkaar opvliegende scholeksters na. Ik check in bij de King's Arms en volg Pamela, de eigenaresse, de trap op. De kamers hebben geen nummers maar onbegrijpelijke namen, zoals Yan, Tahn en Tethera.
"Dit is jouw kamer," zegt ze. De naam van mijn kamer is Pimp.
"Pimp?" vraag ik.
"Dat is 'vijf' in het Oudkeltisch, zo telden ze vroeger de schapen." Als ze me bedenkelijk ziet kijken, zegt ze, "Of slaap je liever in Dick? Dat is 'tien'."
Ik trakteer mezelf op een pint lokaal gebrouwen 'real ale' en loop ik naar het terrasje achter de pub, en als ik de hoek om kom stijgt er gejuich op.
"Kijk wie het gehaald heeft!"
Het zijn mijn twee vrienden Neal en Geoff, die onderuitgezakt aan een tafeltje zitten met ieder een glas bier in hun hand. Hun schoenen en dikke wollen kriebelsokken, die diepe groeven in hun ballonkuiten hebben achtergelaten, hebben ze uitgetrokken, hun tenen met verkalkte nagels steken parmantig de lucht in en genieten van de vrijheid. Een mooier welkomstcomité had ik me niet kunnen wensen.
Wil je deze route zelf lopen maar kun je wel wat hulp gebruiken bij de organisatie ervan? Bekijk dan de geheel georganiseerde reis van SNP Natuurreizen.
Meer informatie over deze reis is te vinden op de website van SNP Natuurreizen. Of ga direct naar vertrekdata en boeken.