Ondanks dat je tot het hart van de Himalaya doordringt is de trektocht naar het basiskamp van de Mount Everest ook voor de niet-alpinist een ultiem avontuur. Met dank aan goed onderhouden paden, comfortabele lodges en gastvrije Sherpa’s. Namasté! De Moedergodin van de Aarde heet je welkom in Nepal. Onze reporter Menno Boermans liep de Everest Base Camp Trek en schreef dit sfeerverhaal.
En opeens gaat het pad steil de hoogte in. Overal om me heen staan -of zitten- trekkers uit te hijgen. We zijn begonnen aan de beruchte klim naar Namche Bazaar, de "hoofdstad" van de Khumbuvallei. Zweetdruppels parelen van mijn voorhoofd, maar ik ben opgewekt. De wandeling was tot nu toe weliswaar landschappelijk prachtig, het verliep redelijk vlak. Eindelijk begint het op een Himalayatocht te lijken. Dit is waar we voor gekomen zijn!
Het stoffige en drukke Kathmandu achterlatend, vlogen we gisteren naar Lukla. De landing op de korte strip asfalt die tegen een berghelling is geplakt, was een sensatie op zich. Daarna liepen we in een rustig tempo naar het dorpje Phakding, waar we vanmorgen vroeg onze zware rugzakken -nog onwennig- weer op onze schouders hezen. Maar, we mogen niet klagen. Een nepaleze drager (de meeste trekkers huren zo’n porter in) komt voorbij gesneld. Zijn last is nog veel groter en zwaarder. Misschien wel 50 kilo, schat ik in. Terwijl traditionele muziek uit de speaker op zijn schouder schalt, beantwoord hij met een opgewekt Namasté mijn bewonderende blik. Bij de ingang van het dorp Namche Bazaar moet ook de drager even rusten, waarbij hij zijn T-vormige houten stok als krukje gebruikt. "Left side", zegt hij, wijzend naar de boeddhistische stupa. Net als bij de muren met mani-stenen (waar vaak de bekende mantra Om Mani Padme Hum op staat gekerfd) is het de bedoeling dat je links langs de witte heiligdommen loopt. En ook de gebedsmolens dien je met de klok mee te draaien; alleen dan stem je de goden goed. Gelukkig voor de onwetende westerling staat het er vaak met pijltjes bij. Hoewel het hindoeïsme de grootste godsdienst is in Nepal, wonen er in dit grensgebied met Tibet veel boeddhisten. Hun boeiende cultuur, met rustieke kloosters en kleurige gebedsvlaggetjes vredig wapperend in de wind, is overal aanwezig op de tocht naar de Mount Everest. Of zoals de berg hier noemen: de Moedergodin van de Aarde.
"Happy hour", klinkt Tashi Kala Rai opgewekt. Gekleed in een traditionele outfit zet de jonge bediende ons een schaal popcorn voor, waarna mijn tochtgenoot Frans Kempen en ik met een Everest-biertje proosten op een heerlijke dag. Nu worden alle lodges in de Khumbu-vallei steeds luxer, het Yeti Mountain Home waar we intrek in hebben genomen, steekt er boven uit. Het familiebedrijf wordt gerund door Sherpa’s en levert een professionele service. De gastvrije ontvangst, sfeervolle inrichting en rustige kamers komen ook het slaapcomfort ten goede, en dat is zeer welkom. Volledig uitgerust vervolgen we onze tocht, waardoor we alle energie hebben voor de fenomenale uitzichten. Voor het eerst zien we de Everest en ook de prachtige Ama Dablam en Thamserku steken majestueus boven het dal van de melkkleurige Dudh Koshi rivier uit. Nu eens stijgen we een stuk, dan weer dalen we af. Verraderlijk, want zo overbrug je onopgemerkt vele hoogtemeters. "Haha, dat noemen we nepali flat", legt Lhemi Sherpa uit als we bij haar teahouse aan tafel schuiven voor een lunch. We zien hoe ze prachtige spinazie uit haar moestuin plukt. "No chemicals, all organic", zegt ze trots. Even later krijgen we geurende dal baht voorgeschoteld, het typische nepaleze gerecht van linzensoep, spinazie, kip, rijst en een papadam. Verse gemberthee complementeert het feestmaal. Wie zegt dat bergwandelen afzien is?
Met een lichte hoofdpijn word ik wakker. Ook mijn tochtgenoten zien er niet meer helemaal fris uit. Maar dat is normaal. We slapen immers op 5000 meter, hoger dan de Mont Blanc! Vandaag "actieve rust" dus; wandelen rond het dorp Lobuche, maar vooral goed eten en veel thee drinken. Om hoogteziekte te voorkomen hanteren we een conservatief schema. We lopen korte etappes en slapen de volgende nacht als het kan niet meer dan 500 meter hoger. Acclimatiseren heet dat: je lichaam langzaam laten wennen aan de zuurstofarme lucht. Dat andere toeristen minder goed voor zichzelf zorgen bewijst het af en aan vliegen van helikopters. Dagelijks worden trekkers opgepikt die ondanks symptomen, hoger de ijle lucht in zijn gegaan. Of ze zijn ten prooi gevallen aan de andere beruchte kwaal: de Khumbu Cough, een hardnekkige luchtweginfectie. Het hoesten en proesten is overal hoorbaar wanneer we de volgende dag bij Gorak Shep de morene opklauteren. Het terrein is nu echt ruig geworden. Liepen we de eerste week nog in korte broek tussen de bloeiende rododendrons, bij Everest Base Camp aangekomen bepalen woeste rotspartijen en gletsjers het landschap. We legden, net als de yaks die het basiskamp bevoorraden, vanaf Lukla in totaal 62 kilometer af en hebben meer dan 4000 hoogtemeters in de benen. De zuurstofspanning is hier op 5300 meter nog maar de helft vergeleken met zeeniveau. En dan te bedenken dat voor de bergbeklimmers die de 8848 meter hoge Everest op gaan, dit kamp eigenlijk nog maar het begin is.
Stilzwijgend laat ik mijn blik over de beroemde Khumbu-ijsval glijden. Daarboven ligt het ’dal der stilte’, net als de ’gele band’ en de ’western cwm’. Allemaal plekken die magisch klinken door de grote triomfen en drama’s die er plaatsvonden. De alpiene historie die hier geschreven werd is nog steeds voelbaar. De eerste ontdekkingsreizigers waren handelaren en yakherders die de passen tussen Tibet en Nepal overstaken. In 1885 werd in het boek Above the clouds voor het eerst de haalbaarheid uitgesproken om de Mount Everest (niet lang daarvoor nog Peak XV geheten) te beklimmen. Sinds 1921 zijn pogingen gedaan, maar het duurde nog tot 1953 voordat het duo Hillary en Tenzing daadwerkelijk een vlag op ’s werelds hoogste berg plantte. Voor veel alpinisten was de "wandeling" naar het basiskamp noodzakelijk kwaad. Direct nadat de Britse kolonel James Roberts echter in 1965 Mountain Travel opzette (Nepals eerste reisagentschap) werd de trekking een doel op zich. Zijn idee om Sherpa’s als gidsen in te huren, vindt tot de dag vandaag gevolg. De Khumbu-vallei, de toegangspoort tot het dak van de wereld, ontwikkelde zich als wandelparadijs en het Everest Base Camp werd een pelgrimsoord voor bergliefhebbers. Rook stijgt op en de geur van juniper dwarrelt de gletsjer over. Terwijl klimmers voor hun tenten een boeddhistische puja-ceremonie houden, keren wij de berg onze ruggen toe. "Up or down", wordt er onderweg regelmatig gevraagd. En hoewel het licht begint te sneeuwen wijs ik opgelucht omlaag. Met een grote glimlach lopen Frans en ik richting Lukla, de lekker dikke lucht tegemoet.
De Khumburegio is het thuisland van de Sherpa’s. Dit boeddhistische nomadenvolk immigreerde in de 15e eeuw vanuit het naastgelegen Tibet. Sherpa komt van Shar-wa, wat ’mensen uit het oosten’ betekent. Onterecht wordt gedacht dat Sherpa’s dragers zijn, het zijn echter kundige berggidsen. Sinds klimexpedities in de jaren 50 deze lokale mannen inhuurden, is de etnische groep beroemd vanwege hun servicegerichte karakter en fysieke gesteldheid. Mede dankzij hun genetische aanpassing functioneren veel Sherpa’s beter in de ijle lucht dan laaglanders. Veel Sherpa’s zijn vernoemd naar de dag waarop ze geboren zijn. Dawa is bijvoorbeeld maandag, Mingma is dinsdag en Lhakpa is woensdag. In Namche Bazaar is het Sherwi Khangba Centre, een museum over hun bijzondere cultuur.
De twee desastreuze aardbevingen in april en mei 2015 (7.8 en 7.2 op de schaal van Richter) troffen ook de Khumbuvallei. Terwijl de dorpen Lukla en Namche Bazaar goeddeels bespaard bleven, doodde een lawine 18 mensen in het Everest Base Camp. Ook raakten in andere regio’s wandelpaden, bruggen en gebouwen beschadigd. Aangezien de bevolking afhankelijk is van bergtoerisme werd er met man en macht gewerkt aan wederopbouw. Twee jaar na de ramp zijn alle paden weer goed begaanbaar en hebben de meeste lodges hun deuren heropend. De Nepalezen benadrukken dat het gebied veilig is en nodigen trekkers uit om naar hun land te komen. Toeristen die geld uitgeven in de valleien, stimuleren de lokale economie en verlenen een zeer directe vorm van hulpverlening.