Voor ons uit rent een kind. Een meisje van amper tien, haar haren wapperend in de wind. Ze is alleen en ze rent. Ze rent en rent, het hele stuk van de Mardyk af, richting het Terhernster Veer. Als we haar passeren, zeg ik: ‘Je lijkt wel een paardje.’ Waarop ze terugroept: ‘Ik ben aan het hardlopen.’
We genieten met het kind mee van wat het Friese land op dit uur op deze dag te bieden heeft: licht en lucht, wind en water - de Mardyk loopt langs de boorden van het Terhernstermeer. Het is nog aan het begin van onze fietstocht langs de Friese elf steden en nu al proeven we met volle teugen van … van wat je vrijheid zou kunnen noemen. Friese vrijheid.
We begonnen onze fietstocht vanochtend in Sneek. Een heerlijk stadje, met alles wat Oudhollandse steden zo mooi maakt – grachten en pleinen en straten en stegen, ingenieus in elkaar gebreid en overal lacht je wel een klok- of een halsgevel tegemoet. Typerend: terwijl wij via het Kleinzand de stad verlaten, laat een man aan de overkant van de gracht zijn hond uit. Even verderop zet een vrouw een stoel voor haar deur. Een duif koert. Het is de stilte van de provincie.
Het vormt de opmaat naar een dag vol hoogtepunten, en een enkel dieptepunt. Binnen de kortste keren zitten we op de Grienedyk, een oeroude dijk, uit de twaalfde eeuw nota bene. Fantastisch fietsen, met links de weidsheid van het Friese platteland en rechts rietvelden, afgewisseld met plas-drasvelden die uitlopen op het Sneekermeer. Dit alles in fris lentegroen, de wind in de wolken en af en toe een scheut zon. Tot mijn intense vreugde meldt zich met enige regelmaat de rietzanger – niets zo mooi als het geluid van deze zangvogel, hij ratelt maar door.
Het leidt wel tot een korte confrontatie met mijn vrouw Det. ‘Hoor je hem nou nog niet?’, vraag ik vertwijfeld als zich de derde rietzanger meldt. ‘Ja, maar ik hoor zoveel’, moppert ze. ‘Nou, die rietzanger kun je anders niet missen.’ Enfin, na nummer zoveel geef ik het op waarna Det genadeloos terugslaat. ‘Doe nou maar niet zo raar. Jij kunt na al die jaren nog steeds geen chrysant van een hyacint onderscheiden.’ Beschaamd doe ik er het zwijgen toe. Ze heeft gelijk.
Bij deze rietzanger blijft het niet. Achtereenvolgens melden zich smient, wulp, een tureluur met dat zalige tulululu, een veldleeuwerik en … zag ik daar nou een matkop? Of was het een zwartkop? Waarmee maar gezegd wil zijn: verrekijkertje mee want voor de vogelaar valt langs de Grienedyk buitengewoon veel te genieten.
Nadat we in de stromende regen het Terhernstermeer zijn overgestoken – gelukkig had de veerboot een afdakje - volgen prachtige kilometers. Eerst over een smal schelpenpad langs de oevers van de Goëngarijpsterpoelen, later langs het water van de Noarder Alde Wei. Spreek uit waai, leren we van een jonge knul in de bediening van Rufus, een restaurant dat zich volkomen onverwacht en precies op het goede moment aandient. Nog weer later volgt eenzelfde schelpenpaadje langs de Langweerderwielen, de bermen uitbundig wit van het fluitenkruid.
Via gehuchten als Legemeer en Idskenhuizen en Finkeburen belanden we in Sloten, de kleinste van de Friese elf steden. Maar zo klein … het stelt niets voor! Nog geen tien straten bij wijze van spreken, en het ligt enigszins verloren in het weidse land. Maar o wee als je via de Koestraat de Heerenwal oprijdt. Daar wacht een grachtje van opperste eenvoud, omzoomd door leilinden waarachter zich trap-, klok- en halsgeveltjes bevinden, het ene wat rijker dan het andere maar samen een onwaarschijnlijk geheel vormend. Sloten is een schilderij, besluiten Det en ik, dat je om de zoveel tijd moet gaan zien. Het wonder van de eenvoud. Hiermee vergeleken stelt de skyline van Manhattan niets voor.
Nog zo’n moment van, ja, noem het verrukking. Achter Sondel draaien we een slingerweg op die ons ietsje omhoog brengt. Meter voor meter opent zich een panorama van groene landerijen, bezaaid met het geel van de alomtegenwoordige paardenbloemen, onder een blauwe hemel, met in de verte het rood van een enkele stolpboerderij. It Gaestdyk heet het weggetje, naar gaast en dat betekent heuvel – een voorbode van wat komen zal, Gaasterland, dat zo afwijkende landschap in het zuidwesten van Friesland.
Het begin van dag twee kan niet beter. Eerst vanuit hotel Jans direct het Rijsterbos in – heerlijk, zo’n bos in de vroege ochtend, de dauw nog op het blad, de vogels zingend om ons heen. ‘Kijk, een puttertje’, roep ik nog naar Det maar ik weet niet of ik haar daar een plezier mee doe. Ze heeft het al moeilijk genoeg met de rietzanger. Het fietspad brengt ons binnendoor op de Murnserdyk, een lint asfalt dat zich langs de boorden van het IJsselmeer wentelt, met links het geel van de rietvelden waarachter we het water weten, rechts het lichtjes golvende groen van Gaasterland, met slechts een enkel stuk bebouwing. Je wordt er stil van.
Pech. Volgens de weersverwachting zouden we vandaag wind mee hebben. Maar dat feest gaat niet door. Dus wordt het weer buffelen, eerst aan de voet van de dijk, later er bovenop, gadegeslagen door schapen die even opkijken van hun dagelijkse bezigheden. Een enkeling mekkert en ik kan het niet nalaten: terug mekkeren. Het eerste wat zich aandient, is het nietige Stavoren, ooit lid van de Hanze, met contacten tot diep in Rusland en zelfs een eigen munt. Wij vergapen ons aan de Voorstraat – lang en recht, met eenvoudige huisjes aan een sloot, in de schaduw van een dubbele rij bomen. Hier gebeurt niets. Misschien is dat nou juist de schoonheid ervan.
Nog veel aparter is Hindeloopen, even verderop. Een mozaïek van piepkleine grachten en huizen en bruggen en stegen, bevolkt door een grote groep kwetterende huismussen. Aan de rand staat de kerk, voor deze omgeving enorm te noemen, met de toren ietsje scheef, alsof hij de strijd met de eeuwigdurende westenwind heeft opgegeven. Hij staat tussen de grafzerken, met namen als Tetje en Trijntje, Douwe en Durk – waar zijn ze gebleven? Het is dat Det me heeft tegengehouden, anders hadden we ook nog het Eerste Friese Schaatsmuseum bezocht. Had de bevroren teen van Tinus Udding wel willen zien – hij nam deel aan de barre tocht van ’63!
Via de Aldedyk fietsen we, hoog verheven boven de landouwen, als godenkinderen die omlaag schouwen en zien dat het goed is, naar Workum. Natuurlijk stoppen we op de Merk, dat sublieme scharnierpunt tussen het Noard en het Sûd, met zicht op het Raadhuis en de Waag en de kolossale Sint Gertrudiskerk. Tijd voor de lunch, beslissen we, en even later genieten we vanachter een appelpunt – mét, ja, wat dacht je – van deze schoonheid in eenvoud. Twee rechte wegen, met een knikje waar ze elkaar ontmoeten. Hoe verzin je het?
Boven Workum wacht eenzelfde verrassing als bij Sneek. We zijn het stadje nog niet uit of er dient zich een geweldig fietspad aan dat ons via Nijhuizum naar Oudega brengt, door een Natura 2000-gebied. En wat houdt dat in? Meren en moerassen, drassige weiden en rietkragen, bevolkt door wolken insecten en dus laten zich ook grutto horen en de monkelende kievit. Ergens graast een heel volk brandganzen en zie ik daar nou een smient of is het een tafeleend? Werkelijk verrukkelijk fietsen, puur natuur, en het is in dankbaarheid dat we de laatste kilometers aanvaarden, naar het westen, naar Bolsward. En de wind? Die draait natuurlijk mee …
De derde dag vormt een samenvatting van de eerste twee dagen. Of het nou om Bolsward gaat, om Makkum, Franeker of Harlingen, die Friese stadjes zijn allemaal even mooi. En wie denkt dat-ie de provincie kent want ja, we hebben er wel eens gezeild, vergeet het. Op de fiets ziet het er toch weer heel anders uit dan vanaf het water. Stiller ook want vandaag komen we weer vrijwel niemand tegen. Neem Bolsward. Als we bij vertrek een rondje maken, belanden we op de ringweg om de Sint Martinikerk. Midden op straat zit een oude man op een keukenstoel. Hij geniet van de zon. Dat kan hier nog.
Natuurlijk hebben we de wind weer tegen maar inmiddels kan hij ons niet meer deren. Automatisch vormen we een treintje - Det in mijn wiel en dan maar stoempen. Zo denderen we voort, door een landschap zo onwaarschijnlijk groen, soms geloof je gewoon je ogen niet. Na stops in Makkum en Franeker eindigen we in Harlingen, aan de Noorderhaven. Doodmoe laten we ons neerzakken op een terras aan het water. Het is tijd voor bier. En bitterballen.
Heb je zin om langs Friese elf steden te fietsen maar kun je wel wat hulp gebruiken bij de organisatie ervan? Bekijk dan onderstaande fietsvakantie, uitgevoerd door SNP Natuurreizen.
Meer informatie over deze reis is te vinden op de website van SNP Natuurreizen. Of ga direct naar vertrekdata en boeken.