De GR20 is hot. Jaarlijks lokt de befaamdste Franse grande randonnée zo’n 10.000 wandelaars naar Corsica. De volledige GR20 heeft een lengte van bijna 200 kilometer. Vooral de spectaculaire GR20 Noord geldt als bijzonder zwaar. Dit artikel geeft uitgebreide praktische informatie over de GR20 Noord en een globale routebeschrijving van het traject.
Corsica behoort tot de meest veelzijdige eilanden van de Middellandse Zee. Het is ook het meest bergachtige eiland van de Middellandse Zee. In het binnenland stuit je al snel op een woest hooggebergte met beboste valleien, diepe en steile kloven waar wilde rivieren doorheen klateren, bergweides, bergmeren en grillige rotstoppen. Corsica telt tientallen pieken boven de 2.000 meter. De hoogste is de 2.706 meter hoge Monte Cinto in het centrale gebergte. De kust is 1.050 kilometer lang en tamelijk ongerept. Zandstranden en rotsklippen wisselen elkaar af. Natuurliefhebbers en wandelaars kunnen hun hart ophalen op Corsica, want veel mooier kan het niet worden op een oppervlakte van amper 183 x 83 kilometer. Lees het sfeerverhaal van de tocht over een deel van de GR20 van Erik Van de Perre.
De GR20 (Grande Randonnée 20) ontleent zijn naam aan het oorspronkelijke nummer van het departement Corsica. Pas in 1975 (de GR20 bestond toen al) volgde de opsplitsing van het eiland in twee departementen: het departement Corse-du Sud kreeg het nummer 20A toegewezen, het departement Haute-Corse het nummer 20B. De GR20 heeft een totale lengte van bijna 200 kilometer en verbindt Calenzana in het noordwesten met Conca in het zuidoosten. De route bestaat uit 16 etappes met berghutten op dagafstand van elkaar.
De GR20 Noord ligt geheel binnen de grenzen van het Parc Naturel Régional de Corse (PNRC). De GR20 Noord voert van Vizzavona (halverwege de GR20) naar Calenzana in het noordwesten van het eiland. Het 90 kilometer lange traject wordt in de regel opgedeeld in 9 of 10 etappes (veel wandelaars combineren bijvoorbeeld etappe 4 en 5). De tocht volgt het verloop van de centrale hoofdketen van het Corsicaans gebergte. Forse hoogteverschillen zijn dan ook dagelijkse kost. In totaal moet je op de GR20 ruim 6.800 m klimmen en 7.400 m dalen.
Het Corsicaanse natuurpark, opgericht in 1972, strekt zich uit tussen de Golfe de Porto in het noordwesten en het Forêt d'Ospédale in het zuidoosten. Het beslaat een oppervlakte van 3.750 km² – 43 % van het eiland – en omvat het grondgebied van 180 gemeenten. Binnen het park ligt ook de Monte Cinto (2.706 m), de hoogste berg van het eiland. Het park biedt een toevluchtsoord voor 800 verschillende diersoorten, waaronder met uitsterven bedreigde soorten zoals de visarend, de koningsarend en de baardgier. Ook de moeflon, het Corsicaanse wapendier, heeft in het park zijn vaste stek. Het Corsicaanse edelhert, dat reeds was uitgestorven, kende een succesvolle herintroductie.
Naast de natuur- en landschapsbescherming en de strijd tegen het vuur geniet de bewaring van het culturele erfgoed van de bergdorpen een grote prioriteit. Er wordt dan ook veel geïnvesteerd in de restauratie van traditionele stenen huizen, molens en bergeries (schaapskooien). Daarnaast wordt getracht een natuurvriendelijk toerisme te ontwikkelen, onder meer door de aanleg van wandelroutes en de promotie van regionale specialiteiten, zoals wijn, honig, vleeswaren, kastanjegebak en kaas.
De GR20 Noord omvat de zwaarste etappes van de GR 20. Deze voeren grotendeels door steil tot zeer steil, voornamelijk rotsachtig terrein. De dagelijkse hoogteverschillen (gemiddeld rond 700 m klimmen en dalen) zijn aanzienlijk. Hartje zomer komt daar nog de hitte bij, aangezien het rotsachtige terrein weinig of geen schaduw biedt.
De GR20 Noord is een alpiene wandelroute, die alleen geschikt is voor ervaren bergwandelaars. De tocht is niet aan te raden voor mensen met hoogtevrees. Op veel etappes valt er aardig wat te klauteren, met als uitschieters het traject van Petra Piana naar Manganu (dag 3) en het pas enkele jaren geleden gemarkeerde traject van Tighiettu over de Pointe des Éboulis naar Haut-Asco (dag 7). Bijzonder lastige passages zijn vaak met stalen kettingen beveiligd.
Sommige deelstukken, zoals de afdaling van de Spasimata-kloof (dag 8), zijn bij regen niet ongevaarlijk, omdat de steile, met korstmossen begroeide granietplaten dan spekglad worden. Valpartijen kunnen hier fatale gevolgen hebben. In de zomer kan onweer voor bijkomend gevaar zorgen. Informeer in geval van twijfel voor vertrek bij de gardien (huttenwaard) naar de weersverwachting en ga indien nodig zeer vroeg op pad (de onweersneiging neemt in de regel na de middag toe) of wacht in de hut stabieler weer af.
De GR20-wandelroute is volledig gemarkeerd met de voor GR-paden gebruikelijke rood-witte verfstrepen. Behalve in rotsachtig terrein is er meestal ook een duidelijk pad. Uiteraard heb je ook een wandelkaart nodig en kompas/gps ter ondersteuning.
In juli en augustus heerst op de GR20 een grote drukte. Vooral in augustus onweert het vaak flink in de bergen. De beste periodes zijn de maand juni en de tweede helft van september, want dan is het over het algemeen toch wat rustiger op de GR20. In mei (en soms zelfs in juni!) kunnen sneeuw- en firnvelden in hoger gelegen gebieden de tocht bemoeilijken. Op sommige plaatsen zoals de omgeving van de Pointe des Éboulis (dag 7) kunnen dan zelfs stijgijzers nodig zijn. Informeer desnoods vooraf bij de beheerders van het natuurpark PNRC naar de te verwachten condities.
De GR20 is een alpiene tocht. In functie daarvan moet ook de uitrusting worden samengesteld. Onmisbaar zijn wind- en waterdichte regenkledij, (fleece)pullover, goed ingelopen bergwandelschoenen, EHBO-set, wandelstokken, kaart en kompas/gps, slaapzak en eventueel een tent of bivakzak. In de vroege zomer kan, afhankelijk van de sneeuwcondities, het meenemen van stijgijzers en pikkel noodzakelijk zijn (informeer bij de beheerders van het natuurpark PNRC naar de condities).
Aan het eind van iedere etappe van de GR20 kun je terecht in een hut (refuge) van het PNRC. Het gaat hier om eenvoudige berghutten, die qua comfort zeker niet te vergelijken zijn met berghutten in de Alpen. Je overnacht er in ouderwetse grote slaapzalen met matrassen (oordopjes zijn niet verkeerd) en ook de sanitaire inrichtingen (douches, toiletten) zijn soms wel erg spartaans. In sommige hutten (bijv. Petra Piana) maak je nog wel eens kennis met het beruchte Franse hurktoilet en moet je het rooien met een ijskoude douche. Toch zijn de laatste jaren duidelijke verbeteringen vast te stellen. Een groeiend aantal hutten is door het PNRC intussen voorzien van moderne (relatief geurvrije) droogtoiletten. Sommige hutten (bijv. Manganu) beschikken nu ook over warme douches (muntautomaat). De hutten zijn geopend van eind mei tot begin oktober en door een gardien bemand. Een overnachting kost € 15 p.p. In de overnachtingsprijs is het gebruik van de keuken inbegrepen. Omwille van de grote toeloop is een vroegtijdige reservering (bij voorkeur online) bij het PNRC noodzakelijk.
Kamperen is alleen toegelaten bij de hutten en een beperkt aantal andere plaatsen (bijv. bij sommige bergeries). Bij alle hutten kun je ook een tentje huren, een optie die steeds meer aan populariteit wint, o.m. met het oog op bedwantsen (zie verder), die in sommige hutten een echte gesel zijn. Deze huurtenten zijn vrij eenvoudig, bij storm waaien ze wel eens weg. Ook de slaapmatjes zijn redelijk spartaans. Wanneer je regelmatig in een huurtent overnacht, is het meenemen van een degelijke eigen slaapmat (bijv. Exped) geen overbodige luxe. Kampeerders betalen € 7 p.p. Voor de huur van een tent (+ matjes) wordt € 11 extra berekend. Voor twee personen betaal je dus € 25. Ook huurtentjes moet je tijdig (online) reserveren bij het PNRC.
Op verschillende plaatsen langs de GR20 kun je ook terecht in een gîte (eenvoudig nachtverblijf) of hotel. Langs de GR20 Noord zijn er hotels in Vizzavona, Haut-Asco, Castel de Vergio en Calenzana.
Ben je van plan om de GR20 te gaan lopen, maar heb je geen tijd om alles zelf te organiseren? Bekijk dan onderstaande wandelvakantie, georganiseerd door SNP Natuurreizen.
Meer informatie over deze reis is te vinden op de website van SNP Natuurreizen. Of ga direct naar vertrekdata en boeken.
Neem je in acht voor de bedwants (Cimex lectularius)! In vele hutten langs de GR20 (maar ook in sommige hotels en gîtes d’étape) zijn deze bijtgrage snoodaards intussen een ware plaag! Overdag houden de rond 5 mm lange, (rood)bruine, platte insecten zich gedeisd (bedwantsen schuwen het daglicht) en verschuilen zich in spleten of kiertjes in de balken of op andere donkere plekken. ’s Nachts komen ze tevoorschijn en nemen de vermoeide wandelaar in zijn slaap te grazen. De beten zijn op zich niet gevaarlijk, maar veroorzaken vreselijke jeuk en/of blaren (helaas zelf ondervonden!). Hoewel je de bedwantsen overdag niet ziet, verraden ze vaak hun aanwezigheid door zwarte vlekken (uitwerpselen) op matrassen of linnen.
Wat te doen?
In alle hutten van het PNRC worden eenvoudige maaltijden aangeboden. Overnachtingen zijn mogelijk met of zonder ontbijt en met halfpension. Het avondeten moet in de regel van tevoren (bijv. in de loop van de dag) bij de huttenwaard (gardien) worden besteld. Maaltijden kun je dus niet vooraf samen met de overnachting bij het PNRC boeken. Het avondeten wordt steeds op een vast tijdstip geserveerd. Wie te laat opduikt, valt buiten de boot. Ook een lunchpakket is meestal verkrijgbaar. Daarnaast is er vaak een bescheiden verkoop van proviand. Behalve in diverse hotel-restaurants (Vizzavona, Haut-Asco en Castel de Vergio) kun je ook een hapje eten in sommige (omgebouwde) bergeries (bijv. Tolla, u Vallone). In sommige bergeries wordt ook kaas verkocht.
Het water uit bronnen kan probleemloos worden gedronken. Let echter op met water uit beken die onder of door weidegebieden lopen. In de loop van de zomer vallen steeds meer bronnen droog en kom je op sommige etappes letterlijk geen druppel water tegen. Dat is bijvoorbeeld het geval tussen Petra Piana en Manganu (dag 3) en tussen Tighiettu en Haut-Asco (dag 7). Neem voor de zekerheid steeds voldoende water (2 liter p.p.) mee vanaf de laatste bivakplaats/hut.
Wandelkaarten GR 20 Noord
IGN Éditions Didier-Richard, 08 - Haute Corse, 1:60.000. Door de auteur gebruikt.
IGN TOP 25, 4149 OT - Calvi/Cirque de Bonifatu, 1:25 000.
IGN TOP 25, 4250 OT - Corte/Monte Cinto, 1:25 000.
IGN TOP 25, 4251 OT - Monte d'Oro/Monte Rotondo, 1:25 000.
Overzichtskaarten GR 20 Noord
Michelin, 528 - Corse, 1:200.000.
IGN TOP 100, 175 - Bastia/Corte, 1:100.000.
Wandelgidsen
Trans-Korsika: GR 20, Erik Van de Perre, uitg. Conrad Stein. Gedetailleerde beschrijving van de GR 20 met hoogteprofielen en uitgebreide informatie over alle accommodatie en varianten. Duits.
FFRP Réf. 067; GR 20 - À travers la montagne Corse, uitg. FFRP. Franstalige topogids.
Vanaf het station van Vizzavona klimt de GR 20 door een gemengd bos geleidelijk naar de Cascade des Anglais, een prachtige omgeving met klaterende watervalletjes en mooie rotspoelen, die bij warm weer voor verkoeling zorgen. Daarna volgt een lange klim door de vallei van de Agnone, eerst door het bos, later over steile, glad gepolijste granietplaten, naar de Crête de Muratello (2.110 m). De afdaling naar L'Onda vergt aanvankelijk wat geklauter (opgelet bij regen!). Daarna is er een vrij goed pad, dat over een brede kam naar de PNRC-hut van L’Onda (1.430 m) omlaag kronkelt.
Vanaf L’Onda kun je op twee manieren naar Petra Piana: de ‘normale’ route gaat via de valleien, de ‘alpiene variante’ over de graten.
De ‘normale’ route geniet bij regen of harde wind in elk geval de voorkeur. Vanaf L’Onda kronkelt een goed pad door de beboste vallei van de Ruisseau de Grottaccia. Bij de Pont de Tolla (mogelijkheid om te baden) steek je de rivier de Manganello over. Kort na de brug kun je in de zomer een hapje eten in de Bergeries de Tolla (eenvoudige herderskeuken). Het pad klimt nu gestaag verder langs de rivier de Manganello, eerst door dichte bossen, hogerop door meer open terrein met zicht op de hoge toppen rondom. Voorbij de Bergeries de Gialgo wordt het rotsachtig. Wandelend en klauterend bereik je ten slotte de hut van Petra Piana (1.842 m).
* Alpiene variante over de graten (crêtes) 7 km, 4,5 uur, 785 m stijgen en 370 m dalen
Bij mooi weer is de route over de kammen en graten van Serra di Tenda en Serra Bianca voor vele wandelaars de eerste keuze. Deze ‘alpiene variante’ is gemarkeerd met een dubbele gele verfstreep. Ze voert over de top van de Pointe de Pinzi Corbini (2.021 m) en biedt talloze mooie vergezichten.
Vanaf de hut klimt het pad eerst vrij steil door de elzenbosjes, daarna minder steil in de zuidwestflank van de Punta Muzzella naar de Bocca Muzzella (2.206 m). De pas biedt een mooi uitzicht op een bergmeer, het Lac de Rinoso. Na de Col de Rinoso (2.170 m), een tweede pas, volgt een lastige afdaling door zeer rotsachtig terrein, gevolgd door een stevige klauterpartij over kolossale rotsblokken. Vanaf de Bocca a Soglia (2.052 m) wandel/klauter je over een lange, scherpe graat naar de Brêche de Capitello (2.266 m), een pittig traject met heerlijke uitzichten op de gletsjermeren Lac de Capitello en Lac de Melo. Voor de nodige adrenaline zorgt o.a. een supersteile, ca. 8 meter hoge rotswand, die met behulp van een ketting wordt bedwongen. Let op: bij regen zijn de granietrotsen spekglad en is dit traject wat link (afgronden!). Vanaf de Brèche de Capitello wacht nog een lange afdaling naar de hut van Manganu (1.601m).
Een vrij lange, maar eenvoudige etappe. Je wandelt eerst over de bergweiden van de Pianu di Campotile en klimt dan geleidelijk door de zacht glooiende vallei van de Tavignano naar het Lac de Nino. Op weg naar dit mooie bergmeer passeer je de Bergerie de Vaccaghia (kampeermogelijkheid, kaasverkoop). Vanaf het Lac de Nino zigzagt het pad omhoog naar de Bocca â Reta (1.883 m). Over een lange graat met prachtige uitzichten zak je geleidelijk naar het kapelletje op de Bocca San Pedru (1.452 m), waar de GR 20 door het bos omlaag duikt. Na een uurtje ontspannen lopen door het bos, een van de schaarse vlakke stukken van de GR20, bereik je ten slotte het Castel de Vergio aan de Vergio-pasweg.
Vanaf het hotel volg je eerst de rijweg richting de Col de Vergio. Na een paar honderd meter gaat het rechtsaf en door het bos verder naar de oude herdershutten van Radule. Het pad kronkelt vervolgens langs de Golo, die in haar bovenloop een hele reeks mooie poelen heeft uitgesleten (ideaal voor een verfrissend bad!) en zigzagt ten slotte omhoog naar een brede kam, die naar de Refuge Ciuttolu di Mori (1.990 m) leidt. De hoogste hut van het eiland ligt enig mooi aan de voet van de Paglia Orba (2.525 m).
* Topbeklimming: Paglia Orba 4 uur heen en terug, 600 m stijgen en dalen
Ciuttolu di Mori is ook uitgangspunt voor de beklimming van de ‘Matterhorn van Corsica’. Een prachtige tocht voor wie geen last heeft van hoogtevrees en niet vies is van een stevige portie klauterwerk. Droog en stabiel weer is een absolute vereiste, in dit extreem steile terrein is uitglijden taboe! Vanaf de hut klim je eerst over een duidelijk pad naar de Col des Maures (2.155 m). Daar eindigt het pad. De verdere route door de rotsen is aangegeven door steenmannetjes en vergt heel wat geklauter (moeilijkheidsgraad II op de UIAA-schaal). Vanaf een voortop daal je ten slotte een stukje af naar een diepe inkeping, waarna de hoofdtop voor het grijpen ligt. De Paglia Orba biedt een schitterend panorama over heel Noord-Corsica.
Deze etappe begint met een steile afdaling vanaf de Bocca di Foggiale (1.962 m) naar de 600 m dieper gelegen vallei. Na nog een uurtje door het bos bereik je de Bergeries d’u Vallone (eenvoudig restaurant, proviandverkoop), die verscholen ligt tussen de dennen. Vanaf de herdershutten van u Vallone klimt het pad tussen elzen en rotsen door de Ravin du Stranciacone verder naar de PNRC-hut van Tighiettu (45 min.).
Deze etappe is de nieuwe ‘koningsetappe’ van de GR20. Ze werd pas enkele jaren geleden officieel ontsloten, nadat de oorspronkelijke route door de legendarische Cirque de la Solitude ten gevolge van een zware aardverschuiving in 2015 moest worden afgesloten. Vanaf Tighiettu brengt een lange, steile klim over gladgepolijste rotsplaten, later door los puin, je naar de Bocca Crucetta (2.456 m). Vervolgens kronkelen de GR-markeringen hoog boven een meertje (Lac du Cinto) door de rotsen verder (met wat klauterwerk). Padsporen leiden je dan over een langgerekte, met puin bezaaide bergrug omhoog naar de Pointe des Éboulis (2.607 m)*, het hoogste punt van de GR20. De markeringen zwenken hier naar links en duiken nu resoluut naar het noorden de diepte in. Opgelet, want de afdaling naar Haut-Asco is langer en technisch moeilijker dan de klim vanuit Tighiettu! Steile puinhellingen (uitglijgevaar!) wisselen af met rotsachtige stukken, waar er weer aardig wat te klauteren valt (soms met kettingen beveiligd, soms niet). In de vroege zomer is hier eventueel nog met sneeuw- en firnvelden te rekenen (noordkant!). Schaduw vind je amper, drinkwater evenmin. Pas op een hoogte van 1.450 m (brug) stuit je op een beek met drinkwater. Gemzen kom je in deze wilde omgeving dan weer wel vaak tegen. Tenslotte door een dennenbos verder naar het kleine voormalige wintersportoord Haut-Asco.
* Topbeklimming: Monte Cinto 1,5 uur extra heen en terug, 200 m stijgen en dalen
Bij mooi weer kun je deze etappe mooi combineren met een beklimming van de hoogste top van het eiland. Vanaf de Pointe des Éboulis volg je in dat geval verder de zuidwestgraat van het Cinto-massief. De route verloopt voornamelijk over puin en rotsen en is met rode stippen gemarkeerd.
De dag wordt ingeleid met de traditionele klimpartij, recht omhoog naar de Bocca di Stagnu (2.010 m), die verrast met een geweldig uitzicht op de baai van Calvi. Na wat lichter klauterwerk gaat het vanaf de Bocca di a Muvrella omlaag naar een bergmeertje (Lac de Muvrella), daarna daal je verder af in de Spasimatakloof. Wat volgt is een lange traverse over steile, gladgepolijste rotsen. Mooi, maar bij regen niet ongevaarlijk, zodat de lange kettingen hier zeker niet overbodig zijn. Een avontuurlijke hangbrug brengt je naar de overkant van de Spasimata. De etappe eindigt weinig later bij de PNRC-hut van Carrozza.
* Variante naar Bonifatu 2 uur extra, 730 m dalen
Heel wat wandelaars verkiezen de tocht te beëindigen in Bonifatu. In dat geval volg je vanaf Carozzu de geel gemarkeerde variante, die door het bos omlaag voert. In het Maison Forestière de Bonifatu (536 m) kun je ook overnachten (gîte d’étape, kampeermogelijkheid).
De voorlaatste etappe voert vanaf Carozzu door de rotsen steil omhoog naar de Bocca di l'Innominata (1.912 m), vervolgens met het nodige klauterwerk verder over de Col d'Avartoli naar de Bocca Piccaia en ten slotte over rotsplaten en -blokken steil omlaag naar de PNRC-hut van Ortu di u Piobbu (1.520 m). Een van de zwaardere etappes!
Vanaf Ortu di u Piobbu voert een vrij gemakkelijk pad naar de Bocca a u Bassiguellu (1.486 m). Hier wordt het weer menens: de afdaling naar de Bocca a u Saltu (1.250 m) is steil, rotsachtig en hier en daar beveiligd met kettingen. Vervolgens daal je tussen dennen verder af naar de Bocca di Ravalente (616 m) en ten slotte, met uitzicht op de baai van Calvi, door het maquis naar het imkerdorp Calenzana (275 m).