De kust van Pembrokeshire in Wales behoort tot de mooiste van Groot-Brittannië. Dankzij een lint van knusse kustplaatsen en de aanleg van een giga wandelroute kun je dagenlang, wekenlang zo je wilt, de grens van land en zee volgen zonder dat het één moment gaat vervelen.
Korter alternatief: neem de bus naar Moylgrove en start vanaf Ceibwr Bay. De etappe is dan nog maar 15 kilometer.
Laatste zondag van september. Om bij de start van de eerste etappe te komen, neem ik de Coastal Bus, die vandaag voor het laatst rijdt (de wintermaanden slaat hij over). De bus heeft als koosnaam ‘Poppit Rocket’, maar laat je niet misleiden door de naam: hij rijdt maar een paar keer op een dag, kalm draaiend en kerend door golvende groene heuvels en langs beauty’s van baaien met weidse blikken op de Atlantische Oceaan, die een werkelijk ongekend diepblauwe kleur heeft.
De officiële start van de route is in St. Dogmael. Ik smokkel twee kilometer en stap eerder uit bij Poppit Sands, een populair zandstrand in dezelfde baai. Er blijven nog meer dan genoeg kilometers over naar mijn eindbestemming van de dag: de vissersplaats Newport (met castle). Het is al laat (tegen elven) als ik mijn eerste stappen kan zetten en ik maak me een beetje zorgen of ik het wel haal voor het donker. Een medepassagier in de bus verwoordde het aldus: ‘You’ll be nackered!’ Het coastalpath kende hij wel - een begrip in de regio - en ook de etappe die ik vandaag voor de boeg heb. ‘This stretch is a taxing one, but you will be rewarded by continuous contact with wild and beautiful cliff scenery.’
Zeven uur pure looptijd heb ik voor de boeg, als ik doorstap. Het traject gaat langs de hoogste kliffen van de kust, tot 150 meter hoogte. De meeste kilometers voeren rakelings bovenlangs de kliffen. Dit zijn hele aangename vlakke stukken met veel weidse, adembenemende uitzichten. Maar ik zal vandaag in totaal ook meer dan duizend hoogtemeters maken, dalen en klimmen, doordat het plateau geregeld wordt onderbroken door diep ingesneden dalen. Dan daalt het pad over de steile rotsen af tot je de zee kunt aanraken, om aan de andere kant weer even zo steil omhoog te gaan.
Behalve natuur en een enkele andere wandelaar (zes in totaal) kom ik vandaag onderweg helemaal niets tegen. Ik zal het moeten doen op mijn full English breakfast van vanmorgen, de Welsh Cheese sandwich in mijn rugzak en het landschap dat als een soort doping op me inwerkt. Zelfs een beginnend natuurvorser als ik ontgaat niet de rijkdom van de natuur. Zelfs in januari bloeien hier vijftig planten, lees ik in mijn gids. Hoe uitbundig moet het dan wel niet zijn in mei en juni? De gele gaspeldoorn bloeit het hele jaar door, dus ook nu. En niet alleen bloemen hebben verschillende kleuren, ook de kliffen. Ze veranderen van kleur én samenstelling en patroon. De ene keer zijn ze zanderig geel met een grindstructuur, de andere keer donker en grijs in verwrongen plooiingen. Een kenner leest er de complete 1.000 miljoen jaar oude ontstaansgeschiedenis van Groot-Brittannië uit af (zie kader ‘een reis door de tijd’). Zoveel te zien, maar ik moet niet vergeten mijn aandacht ook op het pad te houden. Het gaat soms rakelings langs de afgrond en er staat een stevige wind, die bij vlagen stormachtig is. Het zorgt zowel voor extra spanning als spektakel. Onder mijn voeten slaan witte schuimkoppen stuk op de rotsen. Boven me drijven wolkenvelden snel over. Er is een voortdurend spel van schaduw en licht. Meerdere keren ontstaat er een regenboog boven zee. Aan de landkant vliegt een grote groep kraaien op, boven zee zeilen twee jan-van-genten als straaljagers voorbij. De zinnen worden continu geprikkeld en de etappe vliegt als een spannende film voorbij.
In 1953 werd het Pembrokeshire Coast National Park opgericht, en in hetzelfde jaar verkende de schrijver en natuurbeschermer Ronald Lockley een nog te maken kustpad. Het duurde tot 1970 voordat het Pembrokeshire Coastpath officieel geopend kon worden, omdat er veel obstakels te overwinnen waren: sommige delen van de route hadden al ‘right of way’, zodat iedereen het recht had om er vrij over te wandelen. Maar de kust was grotendeels in privaat bezit van boeren en honderden nieuwe stukken ‘rights of way’ moesten worden onderhandeld. Meer dan honderd bruggen werden gebouwd, 479 stiles (tredes om over een hek heen te komen) en 453 poortjes. Overal moesten heggen aangelegd worden om het pad van de weilanden te scheiden, en duizenden treden moesten uitgehakt worden in het steile, slipperige gesteente.
Alle volgende etappes volgen min of meer hetzelfde patroon en geen doet onder voor een ander. Elke dag voert het pad langs kreken, grotten, riviermondingen, verlaten baaien en stranden. De natuurbeleving blijft enorm groot. Wel ervaar je iets meer dat Pembrokeshire al heel lang bewoond wordt door mensen, die het landschap mede hebben gevormd. Naast landbouw en veeteelt, leefde men altijd vooral van de zee, die ook lange tijd de voornaamste ‘snelweg’ was, voor de komst van goede landwegen en het spoor. Vissersplaatsen als Newport en Fishguard stammen uit die tijd, gelegen in idyllische, beschutte baaien met een ruime keuze aan pubs, waar je na een lange wandeldag een goede curry en pint kunt bestellen.
De industriële revolutie bereikte deze streek vrij laat en had een relatief kleine impact – veel sporen van de kolenindustrie zijn alweer uitgewist. Porthgain is een klein haventje waar overslag plaatsvond en je halverwege etappe drie voor verse lokale visgerechten terecht kunt in ‘The Shed’.
De grootste hedendaagse industrie, zeker in de zomermaanden, is het toerisme. Campings genoeg, maar de smalle kustweg is niet overal gebouwd voor twee hedendaags formaat caravans om elkaar te passeren. Over drukte hoef je als ‘thru-hiker’ op het kustpad niet echt in te zitten. Zoals overal concentreert het zich rond plekken waar wegen uitkomen en parkeerplaatsen zijn, maar die zijn hier dunner gezaaid dan bijvoorbeeld langs de zuidkust van Groot-Brittannië, waardoor deze route ongerepter is en meer afgelegen plekken kent. De eigenaresse van de B&B in Trefin bevestigt dit. Haar gasten zijn in de zomer vaak aangenaam verrast over hoe weinig andere wandelaars ze onderweg tegenkomen. ‘Als dat er op een lange dag twintig zijn, is het veel.’
Je kunt je dus alleen wanen op de route en tegelijk ben je nooit heel ver verwijderd van de beschaving. Het lint van kustplaatsen zorgt niet alleen voor mijlpalen onderweg, maar stelt je ook in staat om op een comfortabele manier een lange, doorgaande tocht te maken langs een kust die anders best een beetje intimiderend zou kunnen overkomen. Zeker bij harde wind dus. Bordjes ‘Cliffs kill’ staan niet voor niets overal. In het najaar, als de zeehonden hun jongen krijgen, zie je de mensen gebogen over de klifrand staan om ze te bewonderen op de afgesloten strandjes waar ze liggen te rusten. Tussen Newport en Strumble Head (etappe 2 t/m 4) vind je veel van die strandjes. Ook zie je de zeehonden regelmatig surfend in de branding. Het meest bijzonder was het zien zwemmen van een grote familie dolfijnen rondom Dinas Head. Dat leverde jaloerse blikken op van locals, die ze nog nooit hadden gezien. Misschien moeten ze wat vaker gaan wandelen over het coastpath…? Waarmee overigens niet is gezegd dat ze niet genoeg buiten komen, integendeel. Welshmen zijn een volk van buitenmensen. Wat wil je met zo’n landschap? Behalve de kust liggen in het binnenland bergen met wilde rivieren. Wales is één grote outdoorspeeltuin waar de inwoners volop doen aan wandelen, trailrunnen, mountainbiken, golfsurfen, wildwater kajakken en ga zo maar door. Ze hebben hier zelfs hun eigen buitensport uitgevonden: coasteering, het je langs de grillige kust bewegen op allerlei mogelijke manieren, van zwemmen tot rotsklimmen en abseilen... Zelfs als ik ’s avonds in de B&B de tv even aanzet, zap ik van het ene naar het andere buitensportprogramma. Misschien is het wel daarom dat de mensen hier zo tevreden lijken. Altijd vriendelijk en groetend - ‘lovely day’ - en in voor een babbeltje. Tijdens één van die vele chats over het kustpad, noteerde ik deze wijze woorden van een wandelaar: ‘It’s not a race. It’s about appreciating each step.’
Dat is gelukt, en hoe!
Pembrokeshire heeft een unieke ondergond, omdat op een relatief klein oppervlakte veel verschillende gesteentelagen als een opgeklopte mix aan de oppervlakte komen. Uit deze mix is de complete geologische ontstaansgeschiedenis van Groot-Brittannië af te lezen. In de kustkliffen zie je dit terug in de afwisselende kleuren en patronen. Een wandeling over het Pembrokeshire kustpad is dan ook als een reis door de tijd.
In het noorden van Pembrokeshire Coast National Park is het gesteente over het algemeen ouder dan in het zuiden. De oudste resten stammen uit een tijd van actieve vulkanen van 2.000 miljoen jaar (!) geleden. Mynydd Carningli bij Newport (etappe 1) bestaat uit dit harde stollingsgesteente. Na deze periode steeg de zeespiegel en in het Cambrium vormde zich veel zandsteen op de zeebodem, nu zichtbaar in de kliffen tussen St. David en Newgale en ten zuiden van Whitesand bay. Dit bevat veel fossielen. De vulkanen op de zeebodem werden weer actief en spuwden dikke lavalagen naar de oppervlakte rond 450 miljoen jaar geleden. De Preseli-heuvels en de kliffen van Strumble Head (etappe 4) bestaan hieruit. Rond 400 miljoen jaar geleden veranderde het landschap dramatisch. Daar waar 200 miljoen jaar lang een zee lag, verrees nu een gigantisch gebergte waar de aardschollen van Noord-Amerika en Eurazië op elkaar botsten: de Caledonische gebergtevorming. Het strekte zich uit van het Zuid-Engeland tot Noord-Scandinavië en wat nu Noord-Amerika is. Van het gebergte is weinig meer over door erosie van wind, regen en ijs. De afwisseling van al deze gesteentes uit meerdere geologische tijdperken heeft langs de kust voor fraaie en kleurrijke kliffen gezorgd. Ondanks al deze geologische processen oogt het landschap van Pembrokeshire als een gelijkmatige hoogvlakte. Dit komt doordat het plateau een zeebodem is geweest waar rivieren zich hebben ingesneden en valleien gevormd.
Pembrokeshire is internationaal befaamd om zijn plantenleven en zeevogelkolonies. Door een grote verscheidenheid aan biotopen (bos, heide, veen, wad en kwelders, kliffen en duinen) is de vegetatie zeer gevarieerd. Bloemen geven kleur aan elk jaargetijde. Zelfs in januari zijn er meer dan vijftig soorten in bloei. In mei en juni is de bloemenpracht het uitbundigst. Dan bloeien de planten langs de kliffen en in de hagen, die hier minder zijn verdwenen dan in de rest van Engeland. Op de kliffen, waar vanuit zee fijne druppels zeewater overheen waaien, is door een combinatie van zoet en zout een grote variatie aan planten te vinden. De stekelige gele gaspeldoorn bloeit het hele jaar.
Zeevogels zijn tijdens het broedseizoen in groten getale langs deze kust aanwezig, omdat er voldoende veilige nestplaatsen zijn en genoeg voedsel in zee. Vanaf april komen alken, zeekoeten, papegaaiduikers, drieteenmeeuwen en noordse stormvogels naar hun nestplaatsen op de eilanden en de klifkusten van het vasteland. De alk is het embleem van het nationale park. Grootste zoogdier is de grijze zeehond, die hier enkele broedplaatsen heeft. Daarnaast komen er dicht bij de kust bruinvissen en dolfijnen voor en verder uit de kust zelfs walvissen.